vrijdag 16 juli 2010

Rare wereld.

De zinderende hitte nodigt niet echt uit om eens lekker te gaan zitten schrijven. Zodra ik mijn hersens ga gebruiken staat het zweet me al op mijn rug. Verdere huishoudelijke taken bewaar ik voor in de avonduren heel laat, of ’s morgens in de vroegte, als ik op tijd wakker ben.
Meestal duik ik de rest van de dag in de schaduw net een boek. Of in ons grote zwembad.
Jammergenoeg is het voor de jongens te warm om boven te gaan zitten. Of moet ik zeggen eigenlijk is het jammer voor mij.

‘Kom achter me aan!’
‘Er liggen twee sterren in de pan. Zullen we een muntje in de pan doen? Dat is een lekker ingrediënt.’
‘Ja..’
‘Ik ben boven. Kom dan.’
‘MUUR.’
‘Ik heb een ster.’
‘Niet erover heen gooien. Lekker ben je..’
‘Hahaha.’
‘Oh nee er komt een Goemba uit de lucht.’
‘Geef. Dief.’
‘Kom nou achter me aan.’
‘Spring in dat gat. Doe nou effe.’
‘Ik heb hem. Ik heb hem!’
‘Waarom probeer je me te vermoorden als ik klein ben.’
‘Huhuhu.’
‘Mag ik die?’
‘Nu gaan we knokken.’
‘Kom is. Kom is. Stil staan. Ga gewoon duwen.’
‘Help ik heb er weer één.’
‘Spring even op me. Wil je? Spring effe op me.’
‘Blijf staan dan..Aaah je probeert me gewoon af te maken.’
‘Gisteren was ook al zo grappig.’
‘Mijn munt. Mijn munt.’
‘Zullen we het grottenlevel doen?’
‘Ah nee, deze is net zo leuk.’
‘Vermoord me nou niet steeds!’
‘Kom eens hier.’
‘Aaah nog een keer knokken.’
‘Wat een rare wereld.’
‘Ik wilde het net zeggen,’ zei ik.
‘Pas op anders val je de pan uit.’
‘Ik ben geen koekje.’
‘Jawel …behalve sterman. Sterman kan er altijd op.’
‘Moet je mij maar niet proberen af te maken.’
‘Zo nou weet niemand meer hoe die binnen moet komen.’
‘Deze wereld is leuk.’
‘Ja hoor het kan hier best gezellig zijn,’ bemoeide ik mij weer mee.
‘Jaja pak hem. Wacht even schilpie.’
‘Aaah, Matisse kom dan. Durf maar naar mij te komen. Dat krijg je ervan!’
‘Mag ik je effe raken?’
‘Ja…Dief!’
‘Zullen we een andere wereld doen?’
‘Ja dan doe ik mee,’ zei ik moe. Ik probeerde mijn mail voor de zoveelste keer te lezen. Maar ik slaagde er maar niet in.
‘Alstu,’ ging Matisse gewoon door.
‘Aaaah!’, riep Arnout.
‘Zullen we weer bij de pan?’
‘Wil je effe op mijn koppie drukken?’
‘Nou kom maar hier.’
Telefoon.
‘Shit,’ mopperde ik. Kon ik toch weer opnieuw mijn mail lezen.
‘Met de Arbodienst. Kan ik uw man even spreken?’
‘Jazeker. Moment,’ ik hobbelde met de telefoon naar boven en gaf Jan de telefoon. Hij is al twee dagen thuis. Het is hem in zijn rug geschoten.
Zoveelste poging.
‘Matisse!’, schreeuwde Arnout.
‘Hee ik wil nog die toverkracht doen.’
‘Jaa nog een bloem.’
‘Het is wel een rare wereld,’ zei Matisse nog een keer.
‘Dat ben ik helemaal met je eens,’ zei ik geïrriteerd.
Heel even bleef het stil.
‘Ja, moet je die ster niet pakken,’ zei Arnout.
‘Het is maar een spelletje, mam,’ zei Matisse
‘Ja,’ zei ook Arnout.
‘Oh,’ zei ik. ‘Ik dacht al..’

© Rachel Naomi