dinsdag 21 december 2010

Door het oog van de naald

Ik ben nogal graag eens de leukste thuis. Als er een caberetier een geintje maakt over kleiner gaan wonen, wormen gaan gaan happen, aan de verkeerde kant van het gazon te gaan wonen. Meesten zijn in dit geval van Haagse Harry. Kan ik me tranen lachen..

Kort na mijn veertigste verjaardag, voelde ik me niet zo lekker. Jan en ik haden beiden een aardig griepje te pakken. In plaats van de samenwerking die tussen ons ontstaan was werd onze griep erger en erger.
Na een week dachten wij beiden het gaat wel weer. Zoveel liggen maffen, we konden weer eens een nachtje aan het werk blijven.
Afijn dat hele gedoe rodom de Goed Heiligman hebben wij met onze lummels een beetje gehad. Die avond rond etenstijd werd ik opeens niet lekker. Zat hier te hijgen alsof ik de marathon gedan had.

Voelde niet goed en ik vroeg me af of ik naar de dokter zou gaan.
Buurman aan de overkant was bereid even mee te rijden naar het behandelcentrum. Waar dan een behandelend arts zat. Ik stapte binnen, heb nog wat vragen weten te beantwoorden, toen ging het licht volledig uit.
Er werd meteen een ambulance gebeld. Toen we éénmaal schuddend in dat ding in de kou op weg waren naar ziekenhuis., kwam ik weer een beetje bij.
Maar ontzettend benauwd. Er moest iets mis zijn met mijn longen. Maar door die griep had ik helemaal al niet meer gerookt.

Met meer dan tien man werd ik daar opgevangen op het IC. Mijn kleding aan gort geknipt. Andere dingen wist Jan te redden. Eerst werd er gedacht aan een longembolie.
Ter plekke werd besloten mij in een soort van narcose te brengen met beademing en al. Ik raakte toen lichtelijk in paniek. Hoelang konden ze niet zeggen..
Braaf heb ik manlief welterusten gewensd.
Vaag weet ik dat ik lekgeprikt ben aan alle kanten.

En dan opeens is er een gat van acht dagen. Ik werd wakker gemaakt. In slaap ben ik onder de scanner gweeest. Daar zagen ze geen embolie was maar een dubbele longontsteking.

Daarvandaaan ben ik overgeplaatst naar Delft. Aldaar weten we nu dat het potver Mexicaanse griep is geweest!! Met een dubbele longontsteking…..
Na ruim twee weken geïsoleerd te zijn geweest van elk contact met de buitenwereld, soms meer dood dan levend, kan ik zeggen, ik ben door het oog van de naald gegaan….

Dit is er dus gebeurd….

Lieve Jan, ik hou van jou…omdat je de moed hebt op weten te brengen ondanks je eigen verdriet om mij, je bent blijven delen met Hyvesvrienden en familie. Ik zou in mijn eenzame uren als het andersom geweest was, mezelf tot hetzelfde hebben gedwongen…
Je bent nog meer voor me gaan betekenen!
Enne voor ieder ander, geniet van het leven en sta zo nu en dan eens stil…Het kan zomaar opeens toch afgelopen zijn..

© Rachel Naomi

donderdag 21 oktober 2010

Boekfragment: Naamloos Verdriet

Het kleine meisje zit aan tafel. Vandaag eten ze andijvie. Maar eigenlijk lust ze dat helemaal niet. Ze neemt een klein hapje. Ze moet ervan bibberen zo vies vindt ze het. Er wordt haar gezegd dat ze door moet eten. De stem is ongeduldig. Weer neemt ze een hapje. Een heel kleintje maar. Als ze niet hoeft te kauwen proeft ze het misschien niet.
Maar het blijft achter in haar keel ergens hangen.
De stem van haar papa is heel boos nu. Weer zegt hij dat ze door moet eten. Haar mama zit ernaast. Ze eet gewoon door.
Het kleine meisje begint te hoesten. Het stukje wat in haar keel zit wil geen kant op. Ze is bang dat ze geen adem meer kan halen. Ze hoest nog een keer heel hard. Het hapje is terug in haar mond.
Ze krijgt een klap tegen haar hoofd. Papa is erg boos nu.
Haar mama zit naast haar en heeft haar bord al helemaal leeg. Het kleine meisje kauwt vlug en slikt het hapje weg.
Papa is opgestaan. Hij pakt haar bij haar lange krulletjes. Het doet erg pijn. De tranen springen haar in haar ogen. Hij duwt haar met haar gezicht in haar bord. Hij wrijft haar met haar neusje door de nog gloeiend hete prut. Hij schreeuwt tegen haar dat ze moet eten.
Haar mama durft niets te zeggen.
Papa gaar weer zitten. Het kleine meisje veegt de warme smurrie van haar gezicht. Ze schokt van het huilen en van de schrik. Weer neemt ze een heel klein hapje. Maar eten is heel moeilijk als je zo moet huilen. Weer krijgt ze een klap in haar gezicht.
Intussen doet haar maag heel vreemd. Van het huilen kan ze geen adem meer halen. Intussen is haar mama opgestaan om de lege borden weg te zetten. Haar bord is nog helemaal vol.
Haar papa blijft naar haar kijken. Het hapje in haar mond wil geen kant op. Haar traantjes druppen in het bord.
Ze weet dat traantjes naar zout smaken. Ze voelt haar maag draaien. Opeens is hij leeg. Haar mondje, maar ook haar maag.
Het bord is weer net zo vol als toen ze eraan begon. Papa staat op en trekt aan haar krulletjes. Hij schreeuwt dat ze alles op moet eten. Ook wat net uit haar maag in het bord terechtgekomen was.
Haar mama zet de toetjes op tafel. Ze gaat stil naast haar zitten. Papa heeft haar kinderlepeltje afgepakt.
Hij roert alles nog eens goed door elkaar. Haar traantjes verdwijnen in de vieze groene smurrie. Ze moet nog harder huilen. Ze weet dat het eten nog viezer is als daarvoor.
Weer schreeuwt hij dat ze alles op moet eten. Hij pakt haar bij haar krulletjes en trekt haar hoofdje achterover.
Het kleine meisje moet zo huilen dat er nu ook snot uit haar neusje komt. Hij duwt de lepel in haar mondje en geeft haar nog een klap. Opeens staat haar mama op. Ze pakt het bord weg en loopt naar de keuken.

Dit en meer kan je lezen in het boek Naamlooos Verdriet, dat volgende maand verschijnt.
©Rachel Naomi

donderdag 9 september 2010

Zaterdag 31 juli deel 2 Een hele lange nacht…

Wiebe bleef vertellen over zijn vliegavontuur. Hij vond het geweldig. Zijn baas had hem nog voor gek verklaard dat hij zijn schoonmoeder ging halen. Op het vliegveld was men stomverbaasd dat hij geen koffer bij zich had.
‘Zie ik eruit of dat ik op vakantie ga?’ had hij grinnikend gezegd. ‘Ik ga vannacht nog weer helemaal terug.’
Gelukkig werd hij niet van binnen naar buiten gekeerd alsof hij een terrorist was. Maar er was veel verbazing geweest onder het personeel, zowel op Schiphol als in Nice. In de trand van wie is toch die man zonder bagage!

Intussen maalde het in mijn hoofd hoe ik naar de wc zou moeten onderweg. Zonder krukken. Maar ik durfde er niet over te zeiken. De mannen zochten de rest van de losse spullen bij elkaar. En ik krukte weer omhoog via de trapjes en opstapjes, richting gastenverblijf..want iets verderop stond onze auto.
Toen ik geïnstalleerd zat op de achterbank namen wij afscheid van Madonna en Jos. Waar was ik geweest zonder hen. We omhelsden elkaar. Ik zou ze nog gaan missen ook. Afscheidnemen had ik al zo’n hekel aan Ik moest echt moeite doen om hhet droog te houden. Maar wij beloofden plechtig volgend jaar terug te komen.
Jan startte de Dikvoormekaarshow weer op. Om in het donker de snelweg te kunnen vinden.
‘Ik vind het best jammer dat we moeten gaan,’ zei Arnout. Ik slikte een brok weg. Ik had de terugweg heel anders bedacht. We zouden naar Giverny rijden om de tuinen van Monet te bekijken. Daar was ik ook met zijn vader geweest. Ik verdrong die gedachte toen Wiebe onze auto startte. Toeterend reden wij weg, de duisternis in.

Het eerste stuk met heel veel bochten, voelde ik me niet erg lekker. Niet omdat ik Wiebe niet vertrouwde, maar van de pijn in mijn voet. Op kussens lag mijn been, half tussen de voorstoelen. En met een beetje scherpe bocht lag ik half bij Arnout op schoot. Zijn scheten bleven gelukkig uit maar hij ouwehoerde lustig tegen de Dikvoormekaarshow in.
‘Hou je kop nou maar een poosje,’ zei ik. ‘Anders komen we nooit thuis.’
Dat leverde mij een brede grijns op.
Na een kleine 300 km wist ik al niet meer hoe ik moest zitten. Slapen lukte voor geen meter want ik moest intussen toch echt piesen. Maar om me nou door die drie kerels, door de shop van een benzinepomp te laten sjouwen, zag ik echt niet zitten.
Wiebe parkeerde de auto op het donkerste plekje van een Aire parkeerplaats. Niet om nou in zo’n goor gat te gaan wateren, maar gewoon domweg naast de auto. Ik kon beter over mijn eigen voeten heen wateren dan op sokken in de poep en pies van een wildvreemde te gaan staan.
‘Is wildpiesen hier verboden?’ vroeg ik aan Jan toen ik uitgewaterd was. Net toen hij antwoord wilde geven hoorden wij Arnout’s imitatie van de Groot: ‘Uhm…geen idee…gheheghee.’
Gauw wegwezen dan maar. Ik bedacht me dat het nog knap lastig zou gaan worden bij daglicht. Dat werd duimen op een paar uurtjes slaap.

Dit ritueel herhaalden we nog twee keer, tot het volledig licht was. Arnout en ik vielen nog wel een paar keer in een licht hazenslaapje. We zagen de zon opkomen. Tegen zeven uur kreeg Wiebe een inzinking en moest even stoppen. Groot was onze verbazing dat hij meteen in slaap viel achter het stuur. Een halfuurtje was genoeg. Hij had zijn mobiel ingeschakeld. De wekker zou vanzelf aflopen.
Ongeloofelijk. Hij werd nergens wakker van. Zelfs niet toen mijn autodeur per ongeluk dichtklapte. Maar na meer als een half uuur, ging zijn wekker niet. Jan maakte hem voorzichtig wakker. Hij wreef zijn ogen uit.
‘Gaat het wel?’ vroeg Jan.
‘Hebben jullie je gordel om?’ vroeg hij duf.
Ik dacht nog, ojee is dit wel verantwoord? Ik moet altijd eerst koffie hebben om op te starten.
‘Ja,’ zeiden wij.
En hij reed zo weer verder. Het eerste halfuur was hij heel stil. Op zijn initiatief begonnen wij wat flauwe woordspelletjes te doen. Even later legde hij uit dat tijdens zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur heel vaak zo te doen. Of overdag want s’nachts rijden was veel minder druk. Hij kon overal slapen.

In de buurt van Parijs werd het drukker en werd ik echt moe. Arnout had ook nog niet veel geslapen en staarde witjes uit het raam. Toch deed ik gelukkig af en toe een tukje van een half uur om even later met kramp in mijn kont weer wakker te worden.
Vlakbij Rotterdam schrokken wij ons echt te pletter. Er kwam een oude vent, slingerend met zijn sleurhut en die sneed ons af.
Wiebe was woest, toeterde en stak zijn middelvinger op.
‘Ik erger me kapot aan zulke lui,’ mopperde hij.
‘Ja, en zeker na zo’n lange rit,’ zei ik geschrokken. Ik pieste nog net niet in mijn broek.
Om kwart voor twee stopten wij voor de deur. Maryline en Wiebe zijn vader waren er ook. Ze gingen meteen weg zodat Wiebe kon gaan slapen.
Jan haalde met Bernadette de auto leeg. Arnout ging douchen om nog even te gaan slapen. Ik ging achter hem aan, na mijn verlossende toiletbezoek. Wat een opluchting en wat een luxe weer. Op mijn kont ging ik de trap op. Om na een zitdouche, op een klapstoel, bewusteloos in bed te vallen. Heerlijk geslapen tot Jan ons kwam wekken voor Chinees.
Knap van mijn mannetje dat hij het volhield tot een uur of elf ’s avonds. Toen ging bij hem het licht uit. Beiden dromend van een zeer geslaagde vakantie. Nog elf maanden! Dan gaan we terug!

Einde…

©Rachel Naomi

vrijdag 13 augustus 2010

Zaterdag 31 juli Zwarte Zaterdag met een Gouden Randje!

Al om zeven uur zaten wij buiten voor ons gastenverblijf.
‘Oh maar de bakker is pas om half negen open,’ zei Jos geschrokken. Hij had zijn sportoutfit aan om te gaan fietsen en ons natuurlijk nog niet buiten verwacht.
‘Geeft niks,’ glimlachten wij. ‘We zitten van het uitzicht te genieten.
‘Ik blijf niet te lang weg, hoor,’ zei hij. ‘En ik ga meteen even bij die kerel van het theehuis langs, voor de papieren.’
Wij vertelden hem dat Wiebe ons misschien kwam halen. Maryline, Jan zijn oudste dochter dus, zou blijven bellen met de ANWB. Jos bood aan om later die ochtend met Jan, met onze auto naar Meyreuil te rijden om onze spullen te gaan halen. Madonna zoumij gezelschap houden. Jos ging weg met zijn fiets. Even later kwam Madonna er al aan met koffie.
Samen met Jan ging ze boodschappen doen voor het ontbijt en sigaretten halen.

Jos kwam terug en we aten gezellig met zijn allen. De theemuts had nog niet gebeld, maar beloofde het echt te doen.
‘Als dat op zijn Frans gaat,’ mopperde Madonna nog tegen Jos, alsof HIJ er iets aan kon veranderen. In de zon was het intussen behoorlijk heet geworden. Madonna bood mij een plekje om te zitten aan, in de schaduw onder de pergola. Op mijn krukken kon ik door hun huis in plaats van door het lange gindpad, wat niet meeviel op krukken. Maar dan moest ik wel wat trapjes en opstapjes nemen. Gelukkig kon ik een beetje leunen op de tenen van mijn zere voet. De ANWB belde nog tussendoor. Er zou een vliegticket geregeld worden voor Wiebe. Maar iemand moest hem van het vliegveld halen. Jos bood aan dat ook nog te doen! Arnout ging met Jan en Jos mee om onze spullen te gaan halen.
Van Madonna kreeg ik een teiltje water om mij even op te frissen. Een stapel lectuur en pen en papier. Ik had blogideeën zat. Maar door de allesoverheersende pijn kreeg ik geen letter geschreven.
Madonna rommelde wat in huis en schreef wat berichtjes op Hyves. Zo kwam ze mij later vertellen dat er al veel reacties waren. We lunchten samen en we raakten bijna niet uitgepraat.
Rond een uur of twee belde Jan dat ze onderweg waren, maar in de file stonden bij de Payage. Het was ook erg druk op de weg. De beruchte Zwarte Zaterdag. Frankrijk kreeg vakantie.
Of Madonna even naar het theehuis wilde gaan voor de papieren, die nodig waren voor de ANWB. We verwachtten de mannen beiden niet eerder terug dan een uur of vijf. Ik voelde me schuldig. Ik wist dat Jos eigenlijk vanaf drie uur tot een uur of zeven in zijn atlier moest zijn, om een schilderij af te maken.
Gelukkig kwam Madonna al snel weer terug. Echter was de supermarkt dicht, dus voor het eten moest er wat geïmproviseerd worden. Maar het goede nieuws was, dat ze het papiertje had, wat wij nodig hadden! Ze moest nog zeuren bij die Fransman en was net zolang blijven wachten tot ze het wel kreeg.

Rond de klok van drie uur stonden de mannen opeens toch voor onze neus. Jos ging vrijwel meteen naar zijn atelier. Jan had nog afscheidgenomen van Maryline. Hij beloofde haar dat we volgend jaar terug zouuden komen. Hij was ook nog naar het hotel gereden, waar we eigenlijk die zaterdagnacht zouden doorbrengen.
Intussen wisten we dat Wiebe rond zeven uur die avond, de lucht in zou gaan. Zijn ouders zouden hem naar Schiphol brengen. Hij had nog nooit gevlogen!
Jan dook nog even het zwembad in bij Madonna. Wij waren nog lang niet uitgekletst. Arnout speelde met Luna en Mistral.
Tegen halfvijf raadde Jan mij aan toch maar even te gaan slapen. Hij wist dat Wiebe, die nacht meteen wilde gaan rijden. Door de pijn was ik ook best moe.
Madonna had vissoep gevonden in de vriezer. Ze zouden mij weer wekken voor het eten. De hele heisa achter me aan want ik moest weer trappie op, richting gastenverblijf. Jan liep achter me aan met een stoel, voor als ik niet meer kon. Zo belandde ik na drie etappes van de Tour de Kruk in bed.
Daar sliep ik toch nog ruim anderhalf uur om daarna de Tour de Kruk nog een keer te ondernemen. Jos was intussen ook terug. Wiebe belde zelf nog om te vertellen dat hij de lucht inging.
De vissoep smaakte heerlijk. Madonna beloofde ons het recept. Het was zo gezellig dat we bijna de tijd vergaten. Iets over acht reden Jan en Jos richting Nice om Wiebe te gaan halen.

Toen het schemerig begon te worden stak Madonna de kaarsjes aan en de Hazesverlichting. Eigenlijk kerstverlichting in de klimop van de pergola. Hazesverlichting kwam van Jos, die dat in de eerste instantie niets vond, om op te hangen. Uiteindelijk door vrienden van hen opgehangen en de naam nooit meer verloren. Maar ik snapte het wel. Het was er anders echt zo donker, dat je geen hand voor ogen zag!
Zo maakte ik intussen kennis met Robert Mendes. Een Hyvesvriend van Madonna, die ook een boek geschreven had. Het boek “Vlinderkind” van Madonna zelf, had ik al gekregen van haar. Madonna vertelde over Robert en dat ze een paar van zijn boeken in huis had. Ik heb er toen eentje gekocht en Robert zelf ook nog even gesproken. Het boek “Rendez-vous met het verleden” van Robert André. Ik vond het leuk om te zien dat ook hij zijn twee voornamen gebruikt. Zat leesvoer voor als ik toch thuis kom te zitten de komende week.

Rond de klok van half elf kwamen de mannen terug. Wij hadden intussen de nodige aanvaringen met allerlei ongedierte. Elkaars paniek werkte blijkbaar aanstekelijk. Intussen was het aardedonker. In huis trof Madonna een Ferlon, een iets grotere nogal gevaarlijke wesp. Jos mepte hem dood. Het duurde maar even of er waren er nog twee. Tot grote schrik van Madonna, die als de dood was, dat ze net al jaren geleden een wespennest op zolder zou hebben.
En voor die gevaarlijke krengen kwam de bestrijdingsdienst niet eens!

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

donderdag 12 augustus 2010

Vrijdag 30 juli deel 2 Van Hyvesvriendin naar echte vriendin..

Opeens stonden er twee vreemde mannen binnen in brandweerpak. Pompiers blijkbaar. Trillend begon één van hen mijn bloeddruk te meten.
‘Die lijkt wel dronken,’ grinnikte Jos.
Het was ook geen gezicht hoe die man, trillend en bevend mijn bloeddruk zat op te nemen. Zijn collega stond tegen mij aan te ratelen. Dus voor de zoveelste keer zei ik dat ik het niet kon volgen.
Om de beurt vertaalden Jos en Jan zijn vragen. Of ik bewusteloos geweest was. Of ik een vallende ziekte had. Welnee, ben hooguit wat onahandig. Opeens stonden er nog drie kerels in uniform binnen en alles tetterde door elkaar. Ik zou ter plekke weer door mijn hoeven zijn gegaan. De brandweer was echt uitgerukt en met wel twee auto’s. Of ik mee wilde naar het ziekenhuis. Echt niet. De man met hoge trilfunctie was intussen klaar en gaf wat getallen door. Jos legde mij intussen uit dat het heel gebruikelijk was, wat er gebeurde. Ze rukten en trokken nog wat aan mijn poot en vervolgens werd de voet keurig ingetaped. Er werden allerlei formulieren ingevuld. Ik was als de dood om mee te moeten naar een Frans ziekenhuis. Ik wist zelf ook zeker dat ik niets gebroken had. Zo eens per vijf jaar ga ik een keer goed door mijn zwakke enkels. We wisten de vijf heren te overtuigen. Gelukkig werd ik niet ontvoerd en vertrokken zij weer.
‘Ik had die geul wel gezien, mam. Maar ik was te laat,’ zei Arnout nog. Ook hij was erg onder de indruk en stond er bedrukt bij te kijken.
‘Jongen, je had het niet kunnen voorkomen,’ zei ik.
‘Hoe moeten we nu naar huis?’ vroeg hij.
‘Geen idee,’ zei ik.
‘Kun je echt niet staan?’ probeerde Jan nog.
‘Nee,’ begon ik half huilend. ‘Dat kan wel een weekje duren.’
‘Jullie gaan met mij mee terug,’ zei Jos resoluut. Intussen probeerde hij Madonna te bellen. Maar mogelijk lag ze even te rusten. Dat deed ze wel vaker ‘ smiddags.

‘Maar hoe moet het nou met onze spullen? We moeten er morgen uit,’ begon ik. Mijn hersens waren op volle toeren bezig. Als ik ter plekke naar mijn eigen huis kon, was ik gegaan. Maar 1400 kilometer rijden zou niet gaan lukken. Zonder krukken zou ik de auto niet eens inkomen. Jos ruimde zijn laatste dingetjes op, terwijl Jan nog een paar foto’s maakte. Samen haalden ze onze auto op, terwijl ik zat te kijken naar de schitterende schilderijen om me heen.
Jos zette onze auto zo dicht mogelijk voor de deur. Dat werd een aardige opstopping in het smalle straatje. Ik strompelde langs de balustrade waarbij ik aanwijzingen kreeg van Jan, hoe dat het beste te doen, alsof ik nooit eerder een gekneusde enkel had gehad.
Luna en Mistral waren dolblij om ons terug te zien. Wij werden opnieuw hartelijk ontvangen door een stomverbaasde Madonna.
Jos en Jan plantten mij in een stoel voor hun gastenverblijf. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, werd daar voor ons het bed opgemaakt. De eethoek buiten gezet en een luchtbed voor Arnout tevoorschijn getoverd.
Jan begon te bellen met de ANWB want hij heeft geen rijbewijs. Hij zag toch ook wel in dat ik niet even snel weer zou rondhuppelen. Madonna had zelfs krukken in huis. Maar niet genoeg te eten.
Omdat wij een volledige verzekering hadden zou er een chauffeur geregeld kunnen worden. Maar niet op zaterdag 31 juli, de Zwarte Zaterdag in Frankrijk. Dat kon wel maandag, dinsdag of woensdag of later worden.
‘Maar dat kan niet!’ riep ik uit. ‘Bernadette, moet donderdag weg. Die hond kan niet alleen.’ Ik had Bernadette nog even gesproken. Zij paste op onze viervoeter. Maar die huilde het hele huis bij elkaar als zij maar even wegging om een boodschap.
‘Wij krijgen maandag nieuwe gasten,’ zei Madonna. ‘Tot die tijd kunnen jullie wel blijven.’
Of we niet iemand in de familie hadden, die ons zou kunnen komen halen. Wiebe, onze schoonzoon, is vrachtwagenchauffeur. Maar we wisten niet of hij al thuis zou zijn. De ANWB beloofde contact met ons te houden.
Ik voelde me verschrikkelijk om zoveel mensen lastig te vallen. Want de ANWB vroeg nog wel om papieren, die het bewijs waren van mijn ongeluk. Maar ik had niets meegekregen.
Jos haastte zich intussen. Die zou teruggaan naar het dorp om navraag te doen, aan de man van het theehuis, die de brandweer gebeld had. Zonder die papieren waren we nergens.
Op dat moment schoot ik weer in de stress. En wilde ik het liefst naar mijn eigen huis.
‘Meissie, alles komt goed,’ stelde Madonna mij gerust.

Om tien uur die avond zaten wij aan de pizza. De man van het theehuis beloofde achter die papieren aan te gaan. Al begreep hij niets van de Hollandse verzekeringen, hij zou ervoor zorgen. Toen Arnout zijn pizza achter de kiezen had, hoorde hij weer uilen en begon weer te fluiten. Jos haalde zelfs nog een vogelboek voor hem, zo leuk vond hij dat.
Zowel Jos als Madonna beloofden ons zoveel mogelijk te helpen.
Waar zouden we zijn geweest als het mij bij pont Du Gard al overkomen was, of bij onze villa in Meyreuil. Ik bleef ze maar bedanken. Ik had me ook geen raad geweten.
Tegen half twaalf gingen zij en Jos naar bed. Tegen twaalven verzochten wij Arnout ook te gaan liggen.
Jan kon niet in slaap komen en belde toch naar zijn dochter Maryline. (vernoemd naar de Franse Maryline, die ik net leerde kennen) Wiebe was al thuis! Ons beltegoed was bijna op. Maryline zorgde ervoor via internet, dat wij weer beltegoed hadden. Mogelijk kon Wiebe ons toch komen halen!

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

Vrijdag 30 juli Van Hyvesvriendin naar echte vriendin..

Om acht uur lieten wij de wekker aflopen. Ik wilde graag bijtijds opstaan voor ons dagje uit. Ook omdat we niet zeker wisten hoever Seillans rijden was. Volgens de TomTom was het echt maar anderhalf uur dus Dikvoormekaar. Maar de straat waar zij woonden kon het stomme ding niet aangeven. Gelukkig had Madonna dat van te voren gezegd en mij per mail een routebeschrijving gestuurd en eventueel telefoonnummer voor als we het echt helemaal niet konden vinden. Ik had pas rond twee uur met Madonna Leurs afgesproken. Ruim op tijd vertrokken wij.
Het laatste stuk was geen snelweg en mogelijk leverde mij dat nog een paar mooie plaatjes op.

Met nog wat keren stoppen voor het nodige gezeik en een paar broodjes, werd ik wel steeds nerveuzer. Madonna en ik zaten nog niet zo gek lang op Hyves. We schreven elkaar niet zo gek vaak. Toch reageerde ze erg enthousiast toen ik haar vertelde dat we redelijk dichtbij haar in de buurt ons vakantieverblijf hadden. Wij waren van harte welkom. Ook om het atelier van Jos Leurs, haar man te bezoeken.
Het was niet druk op de weg, dus het schoot lekker op. Inderdaad was de weg naar Seillans erg mooi en maakte ik een paar foto’s.
Ruim een uur te vroeg parkeerde ik de auto voor het hek van Madonna. Zenuwachtig drukte ik op de bel. Die deed niets. Ik duwde en trok aan het hek, geen beweging in te krijgen.
Jan zocht hun telefoonnummer op en belde. Geen gehoor.
‘Misschien is ze nog even een boodschap doen,’ zei ik. ‘We zijn een uur te vroeg.’
Ik stapte weer in de auto.
‘Ja, je kan proberen of jij beweging in het hek krijgt,’ zei ik tegen Jan.
Het hek ging open. Gewapend met camera en een flesje wijn, betraden wij voorzichtig het erf.
We begonnen maar te roepen. Er was geen kip te bekennen. Twee hondjes, iets kleinerr en lichter dan onze eigen hond, kwamen blaffend op ons afrennen.

Even later stond ik oog in oog met Madonna. Ze had ons niet aan horen komen en verwelkomde ons zeer hartelijk. Het uitzicht vanaf het terras was schitterend. De bergen en een paar dorpjes in de verte. Ook haar man Jos, begroette ons hartelijk. We kregen koffie, lekkere koekjes en chocolade. Gelieve de chocolade snel te nuttigen. Het was zo warm, dat het anders van de schaal af zou druipen.
Ook zij hadden een zwembad.
‘Als ik dat geweten had,’ zei ik tegen Arnout. ‘Je had toch je zwembroek mee kunnen nemen.’
Maar dat maakte hem helemaal niets uit. Hij vond het wel leuk, nu ook weer eens gewoon Nederlands te praten en alles gewoon te kunnen volgen. Hij was dol op de honden Luna en Mistral. Het was wederzijds gelukkig. En de beestjes vonden al die aandacht ook best leuk.
Rond de klok van drie uur nam Jos afscheid. Hij ging naar zijn atelier om te gaan schilderen.
‘Ik vind het wel leuk om nog even te kijken,’ zei ik. Ik dacht dat ze net als Cees vroeger een atelier bij hun huis te hebben. Maar dat was niet het geval. Hij had een ruimte in het centrum van Seillans. Hij zou rond zeven uuur dichtgaan.
Madonna zou wel uitleggen hoe we er moesten komen. De middag vloog voorbij. Toen we afscheidnamen had ik het gevoel nog lang niet uitgepraat te zijn. Dat was wederzijds gelukkig. Tegen zessen reden we naar het centrum van Seillans. Na een rondje hadden we geen idee waar we moesten zijn.

Bij een apotheek parkeerden we de auto. Het liep al tegen half zeven.
‘Ik wil wel voor het donker thuis zijn hoor,’ zei ik tegen Jan.
Rond kwart over negen zou het al gaan schemeren en dan was het toch echt binnen een kwartier al donker.
‘Jaja,’ zei Jan. Hij liep de apotheek binnen om te vragen waar we het atelier zouden kunnen vinden. Maar het was er erg druk.
‘Ik loop wel vooruit,’ zei hij. ‘Doen jullie maar rustig aan.’
Wij volgden hem op afstand.
“Art Exebition”, lazen Arnout en ik op een bord.
‘Is het daar niet?’ vroeg hij.
‘Hee, is het hier niet?’ gilde ik Jan achterna.
Maar hij hoorde me niet. Ik maakte intussen een paar foto’s.
‘Het is hier!’ riep Jan vanuit de verte. Hij wees op een gebouw. ‘Atelier des Selves van Jos Leurs.’
Ik maakte weer een foto en stak samen met Arnout de weg over. De laatste stap, die ik zette ging mis. Ik klapte volledig door mijn rechterenkel. Ik gaf een keiharde gil van schrik en ging languit. De camera kletste keihard op het asfalt. Ik werd licht in mijn hoofd. Foute boel.
Er kwam een man naar buiten hollen die in rap Frans tegen me begon te ratelen.
‘Wat doe je? Wat doe je?’vroeg Jan, die opeens naast me stond.
‘Ik wil hier niet meer zijn,’ huilde ik. ‘Mijn enkel, mijn enkel. Foute boel.’
Toen ik ging zitten werd het weer licht in mijn hoofd.
‘Alsjeblieft,’ zei ik huilend tegen Jan. ‘Water, water.’
‘Kun je staan?’ vroeg hij en gaf me een flesje water.
Intussen legde hij de man uit dat ik geen Frans verstond. Voorbijgangers bleven verbaasd staan, om te kijken wat er gaande was.
Toen ik naar mijn enkel keek, zag ik het bekende ei weer verschijnen. Dat werd minstens een week met de poot omhoog, wist ik uit mijn verleden. Verstuikt, gekneusd of een klein scheurtje.
De Fransman bood mij ijsblokjes aan. Intussen legden wij uit dat we op weg waren naar het atelier van Jos Leurs. De oorzaak van mijn struikelpartij was het afwateringsgeultje waar ik in zat.
Jan was tijdens de opnames van Memories in een put gestapt. Met zijn zonnebril op had hij die put gemist. Zijn benen waren kapot mar hij kon nog lopen. Ik had met mijn zonnebril op, deze geul niet gezien.

Tussen Jan en Arnout in strompelde ik het atelier van Jos binnen. Hij was net aan het opruimen en had ons niet meer verwacht.
‘Ik kom effe goed bij je binnenvallen,’ zei ik met een pijnlijke grijns. ‘Mag ik wel even bij je op de bank zitten?’
Stomverbaasd en geschrokken knikte hij. Jan legde uit wat er gebeurd was. De Fransman kwam binnen met een zak ijs.
‘Hij heeft gebeld hoor,’ zei Jos tegen mij.
‘Gebeld?’ vroeg ik verbaasd.
‘Ja de Pompiers.’
‘Wat?’ Daar had ik nog nooit van gehoord. En tussen zijn schilderijen, het typische verfluchtje, wat ik maar al te goed kende, barstte ik in tranen uit. Hoe moesten we in Godsnaam thuiskomen? Herinneringen aan Cees, alles vloog me aan.

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

dinsdag 10 augustus 2010

Donderdag 29 juli Zoek en Gij zult vinden..

Op tijd wakker. Maryline zou om tien uur komen om ons me te nemen naar Aix en Provence. Deze keer zou zij wel rijden. En we zouden ook haar huis te zien krijgen. Ze was een kwartier te vroeg. Wij bedankten haar als eerste uitgebreid voor de onvergetelijke avond bij Guylaine.

Het was maar een klein stukje rijden nar Aix. Ze vertelde dat er markt was. Onder het rijden bliepte haar Iphone wel een paar keer. Zoals elke keer als wij haar zagen.
Onderweg vertelde ze al dat zij en Serge het eigenlijk veel te druk hadden en soms te weinig tijd hadden om elkaar te zien, in de weekenden. Net als Jan en ik schelen zij tien jaar in leeftijd. Serge is bezig om zijn vele werk af te bouwen om helemaal te kunnen stoppen.
Ze parkeerde in een bloedhete parkeergarage. Met een speciaal pasje, dus altijd plek.

Tijdens het wandelen maakte ik veel foto’s en Maryline vertelde over van alles wat er te doen was in Aix. Jammer dat het zo heet was en dat onze tijd daar tekort was. Ik had graag het museum van de schilder Cézanne bezocht.
In een soort sportschool ontmoetten wij ook Serge. We kregen koffie en ik kon even naar de wc.
Daarna begon onze jacht naar een flesje Bacardi. Graag drink ik ’s avonds een glaasje Bacardi cola voor het slapengaan. Maar in de supermakt van Meyreuil was het uitverkocht. Jan had wel een fles rum gehaald, om kort door de bocht te gaan, veel te sterk en niet te zuipen. Ik was best wel toe aan mijn eigen merk.
Intussen was het alweer blotetietenheet, dus met rode koppen wandelden wij met Maryline mee. De ene winkel in en de andere weer uit. In de zesde supermarkt was het raak. Nog acht flessen. Dat was wat veel van het goeie. Maar volgens de slijterijen was er heel moeilijk aan te komen.

Blij zwikte ik vervolgens door mijn linkerenkel en ging bijna languit. Alsof ik al bezopen was. Gelukkig niet ernstig. Mank vervolgden wij onze wandeling. Maryline stelde voor om terug te gaan naar de auto. Ze zou haar huis laten zien.

Inderdaad was dat vlakbij ons verblijf. Ik legde haar intussen uit wat er die avond daarvoor allemaal in mijn kop spookte, toen zij ons bij Guylaine bracht. Ze vond het erg vermakelijk.
Haar huis lag ook schitterend hoog op een berg. Met ook een zwembad en een grote lap grond. Haar huis bestond uit twee delen. Aan de ene kant woonde ze zelf met haar dochter en het andere deel verhuurde ze aan haar neef. Hij paste op haar huis als zij er niet was en hielp haar met het bijhouden van de grond. We kregen van haar een fles echte zelfgemaakte olijfolie.
Ik keek mijn ogen uit in haar smaakvolle ingerichte moderne huis. Met veel kunst aan de muur en mooie beelden, die zij in de loop van de jaren verzameld had.
Toen er een helikopter overvloog vertelde zij dat ze in een risicogebied woont. Enkele jaren geleden woedde er een hele grote brand in de bergen. Vlak voor haar huis was de wind op tijd gedraaid, anders was ze alle kwijt geweest.
Maar ook hoe extreem de afgelopen winter geweest was. Ze zat letterlijk twee weken opgesloten in huis, zonder stroom. Ze kon zelfs niet koken want in dat gebied wordt eigenlijk overal elektrisch gekookt.. Door de hevige sneeuwval was er een boom omgegaan en kon ze haar erf niet af. De bergweggetjes waren vrijwel onbegaanbaar en strooizout in de Provence, daar hadden ze nog nooit van gehoord. Want er ligt niet elke winter sneeuw.

We spraken zaterdag weer af. Want dan zouden wij nog een nachtje naar een hotel, om niet op Zwarte Zaterdag te beginnnen aan de terugreis. En vrijdag hadden wij een dagje uit in de planning. Op bezoek bij mijn Hyvesvriendin Madonna Leurs en haar man Jos in Seillans.

Terug in onze villa doken wij weer het zwembad in. Dat was pas bijkomen na de toch wel vermoeiende ochtend. Wandelen in de hitte en steeds Engels praten.
De rest van de dag dus weer in luiermodus. Nee, niet de pamper aan, maar niksdoen. En ’s avonds een heerlijk glaasje eigenmerk borrel.

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

maandag 9 augustus 2010

Woensdag 28 juli Marylines verrasing..NOG een ontmoeting!

Onderweg vanaf de Pont du Gard, toch maar terug naar ons vakantieverblijf in Meyreuil belde Maryline of wij die avond konden komen in plaats van woensdag. Dat kwam haar toch beter uit.
‘Het is me er wel eentje,’ zei Jan toen hij opgehangen had.
‘Ach maakt niet uit toch?’ ik bedacht me dat het wel eens met Guylaine te maken kon hebben. Amper tien minuten later belde ze weer, dat het toch woensdag zou worden en zij zou ons om zes uur komen halen.
‘Dat zal wel zeven uur worden,’ grapte ik.

Vandaag brachten we door in en om ons zwembad. Het was me te heet om op pad te gaan en ook nog eens op de tijd te moeten letten.
Arnout wisselde zwemmen af met een spelletje op zijn DS. We vermaakten ons uitstekend. Als God in Frankrijk kan ik wel zeggen. En om vier uur cup a soup dat zouden meer mensen moeten doen.
Tegen zessen toch het bad uit. Maryline belde intussen nog of ik toch zelf wilde rijden. Zelf moest ze die avond om acht uur alweer weg voor een meeting. Wat ik wel vreemd vond ommdat we bij haar zouden eten. Konden wij dan blijven? Ik sprak mijn gedachten niet hardop uit want het moest een verrassing blijven voor Jan.

Een half uur te laat, maar toch vroeg voor haar doen, kwam Maryline ons halen.
‘Heb je het wel naar je zin hier?’ vroeg ze meteen aan Arnout en hij liet zich gelaten op zijn wangen zoenen.
‘Yes ok,’ zei Arnout.
Ze zoende ons ook en verontschuldigde zich dat ze het zo druk had en alweer v roeg weg moest.
Onderweg in de auto mopperde ik wel even. Maryline beloofde niet op zijn Frans te rijden, zodat ik haar goed kon volgen. Maar richting aangeven had ze nooit van gehoord. En na tien minuten rijden besefte ik al, dat we niet naar HAAR huis gingen.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg Jan.
‘Hoe moet ik dat weten?’ zei ik. ‘Ik dacht dat we naar haar huis gingen.’
‘Ik neem aan dat we niet naar Saint Tropez gaan?’
‘Wat moet ik daar dan?’ zei ik stomverbaasd. De beroende filmsterren en artiestenplaats. Ik besefte niet eens dat we daar dichtbij zaten.
‘Daar heeft ze nog een huis, of het huis van Serge, haar vriend,’ vertelde Jan.
We reden naar Fuveau, zagen we intussen.
Opeens begon bij mij het kwartje te vallen maar ik kon niks hardop zeggen. We waren op weg naar het huis van Guylaine. Ik wist het bijna zeker.
‘Ik durf alleen niet in het donker terugte rijden hoor,’ zei ik. ‘Wat we ook gaan doen.’
Arnout liet een boer en een scheet.
‘De rest van de avond zal ik het niet meer doen hoor,’ grijnsde hij.
We reden een supersmal weggetje weer omhoog. Voor een heel mooi huis stopten wij en parkeerden naast elkaar.
‘Ooh daar is Guylaine!’ riep Jan opeens uit. ‘Oh en Bernard! Wist jij dat?’
‘Niet dat we hiernaartoe gingen,’ grijnsde ik. ‘Wel wist ik dat ze zouden komen. Maar ik geloof dat wij nu bij HAAR huis zijn.’
We stapten uit.
‘Surprise!’ zei Maryline lachend tegen Jan.
Ze omhelsden elkaar. Arnout en ik werden voorgesteld en ook hartelijk gezoend. Ook Guylaine en Bernard hadden een schitterend huis. MET zwembad en een enorme lap grond. Ik had echt het gevoel in een soort van sprookje te zitten.
‘Ik geloof echt dat beide dames goed terechtgekomen zijn,’ zei ik in het Nederlands tegen Jan. ‘Ontzettend fijn om te weten he?’
Hij knikte.

In een soort van prieeltje keken wij over het zwembad naar een deel van hun tuin, met veel fruitbomen en olijfbomen.
De kinderen van Guylaine kwamen zich voorstellen. Hun oudste dochter Camille, die medicijnen studeert en Thibeau hun zoon, die ook nog op school zit en als vakantiehulp bij Lidl werkt. De communicatie was een stuk moeilijker als met Maryline. Guylaine kon wel Engels maar gebruikte het te weinig. Bernard sprak geen woord Engels. Maar als ze niet te snel spraken kon Jan alles redelijk vertalen voor Arnout en mij. Alhoewel Arnout zei dat hij ze soms best goed kon volgen.
We kregen een wijntje aangeboden. Maar omdat ik nog moest rijden sloeg ik het aanbod af. We legden intussen ook uit dat Arnout nog geen zestien was en geen alcohol mocht. Vanwege zijn lengte dachten ze dat hij ouder was. In Frankrijk gold die regel ook. Geen alcohol voor het zestiende levensjaar. Maar wijn is geen alcohol. Kinderen van vier kregen al wijn aangelend met water. Ik viel zowat van mijn stoel en Arnout lag in een deuk. Toch nam hij het niet aan vanwege zijn belofte aan ons. Echt niets te drinken voor zijn zestiende.

Vlak vooordat Maryline weg moest gingen we met zijn allen op de foto. Om aan iedereen te kunnen laten zien dat de vrienden van toen echt weer herenigd waren. Jan moest plechtig beloven er niet weer twintig jaar over te doen om weer terug te komen.
Bernard stak het vuur van de barbecue aan. Op zijn Frans zaten wij de hele avond aan tafel. De ene gang volgde de andere op. Een voorgerecht van salade en meloen. Vlees met salade, stokbrood met diverse hompen kaas, ijs en koffie toe. Dat was rond half elf. De vleermuisjes vlogen om onze oren. Gelukkig waren we daar geen van allen bang voor. Maar het was stikdonker geworden. Ik zat hem erg te knijpen.
Gelukkig werd mijn probleem ter plekke opgelost. Bernard zou in onze auto rijden. Guylaine met hun eigen auto achter ons aan om ons terug te brengen nnaar Meyreuil. Opgelucht dat ik was. Achteraf had ik dus een wijntje mee kunnen drinken. En Arnout? Die had zijn boeren en winden netjes opgespaard tot Guylaine en Bernard terug gingen naar hun huis. Toch keurig opgevoed!

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

Dinsdag 27 juli Pont du Gard…Mijn Memories

Er liepen opeens twee wildvreemde kerels in onze tuin te struinen. Ik was blij dat ik me braaf eerst aangekleed had. Zat net met een bakkie koffie en mijn minilaptoppie een beetje te internetten. Ze kwamen op me af en begonnen opgewekt een heel verhaal tegen me af te steken.
‘Je suis Hollandais, no Francais,’ zei ik keurig netjes in plaats van: ‘Val me niet lastig voordat ik mijn koffie op heb, want ik bijt.’
Jan legde mij even uit dat het de tuinmannen waren. Ze gaven ons keurig een hand en stelden zich voor. Geen Hollandse tuinman zou mij ooit een hand geven. Ik zoek er nog wel eentje.
Hard werken deden ze trouwens niet. Ze keken hoe de planten erbij stonden om vervolgens met een hoop kabaal het gras te gaan maaien, rondom het zwembad.
‘En Maryline zei nog dat het hier zo stil was!’ brulde Jan boven het kabaal uit. Hoog tijd voor een dagje uit, voordat de hitte weer zou toeslaan.

De Groot en Voormekaar weer ingeschakeld en opgewekt gingen wij op weg. Stomverbaasd dat het ding aangaf 150 km te moeten rijden.
‘Er stond op de site dat Pont du Gard hier vlakbij was,’ zei ik.
‘Vlakbij betekent in het Frans vast meer dan 150 km,’ zei Jan
Onderweg de tank volgegooid en wat broodjes en drinken gehaald. Omdat het zo druk was bij de benzinepomp, besloot ik de pies nog even op te houden. Om op een Aire de huppeldepup maar eens een wc in te duiken. De auto maakte intussen wel een heel raar geluid. Totdat ik uitstapte en de vreselijk herrie van de cicades hoorde. Gelukkig geen gierende snaren.
‘Beware of thieves,’ las ik op een bordje. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat er eksters werden bedoelt. Ik gaf mijn sleutels maar gauw aan Jan en keek eens omhoog. Geen vogel te bekennen.
Het wc bezoek werd ter plekke pleebezoek en het woordje Aire, luchten…betekende vanaf daar gewoon stank. Gelieve in die twee voetstappen te gaan staan en in het gat in de grond te mikken. Er was dus niets veranderd. Ik herinnerde het me nog van heel vroeger. Maar als vrouw kon ik het niet opbrengen. Staand piesen. Vaak spettert het zo hard dat je net zo goed in je broek kunt zeiken. Met verbazing staarde ik naar het strontspoor in de voetstap. Een flinke drukfout zou ik zeggen. Iemand had daar staan schijten. Ongeloofelijk. Met dichtgeknepen blaas haastte ik mij terug naar de auto.
‘Gatverdamme echt niet he?’ zei ik woest. ‘Er heeft er daar één in een rondje staan kakken. Dat snap ik nou niet he?’
Als antwoord kreeg ik een luide scheet van Arnout vanaf de achterbank.
‘Excusez moi,’ zei hij met een brede grijns in keurig Frans.
Hij had makkelijk praten. Niet zo ingewikkeld om in een gat te mikken. Ik heb niet gecontroleerd of bij de herenplee de voetjes ook de andere kant op wezen.
‘Het is net als zeiken tegen de wind in,’ zei Jan.

Uiteindelijk bereikten wij Pont du Gard. Althans de parkeerplaats. Van het oude Aquaduct, gebouwd in de eerste eeuw na Christus was nog niets te zien. Vroeger en dan praat ik over de jaren negentig, kon je vanaf de parkeerplaats al een deel zien van het 49 meter hoge bouwwerk met een lengte van 50 km, waar nog ongeveer een kilometer of vijf van over is.
In de zinderende hitte begonnen wij te wandelen. Onderweg vertelde ik aan Arnout dat ik er met zijn vader geweest was en dat ik het graag aan hem wilde laten zien.
Beladen met camera’s EN filmcamera begonnen wij de wandeling. Er was een enorme toeristische attractie omheen gebouwd zodat het een klereneind lopen was. Eigenlijk te ver met buiten bijna 35 graden. Maar nu ik er zo dichtbij was liepen we door. Het was er vreselijk druk. Ook Arnout werd wel even stil bij de aanblik van het aquaduct.
Toen we op het aquaduct stonden was het uitzicht nog steeds hetzelfde als toen. Even schoot ik vol en boende driftig in mijn ogen. Na de dood van Cees was ik er niet meer teruggeweest.
Jammer dat er nu een half attractiepark omheen gebouwd is. De sfeer was niet meer zoals toen.

Met hoogrode koppen bereikten we de auto. Intussen aan tolwegen gewend, stak ik de parkeerkaart in de gleuf voor de slagboom, met de credit card in de aanslag.
Dat ging niet. Om er weer uit te komen moest elders worden afgerekend.
Ik weer, scheldend en oververhit in zijn achteruit, die parkeerplaats op. Onhandig kerend, terwijl Jan een gleuf zocht. Dat leverde mij een paar verontwaardigde blikken op.
Schijt, ik is buitenlander, mij niet weten.
Ruziënd gingen we uiteindelijk door de slagbomen. Op de eerste de beste rotonde nam ik de verkeerde afslag.
‘Je rijdt verkeerd,’ begon Jan.
‘Dat ding staat nog niet aan,’ mopperde ik. ‘Hoe moet ik dat nou weten?’
‘Stop nou even.’
‘Stel dat ding even in,’ zei ik. Ik zag dat ik nergens kon stoppen.
Jan begon verwoed de Dikvoormekaarshow weer te starten.
‘Waar gaan we heen?’
‘Weet ik veel.’
‘Stop nou even!’ riep Jan een beetje boos.
‘Sainte Marie de la Mere hadden we toch gezegd?’ snauwde ik. ‘Stel hem eens in dan.’
‘Hij kan het niet vinden,’ zei Jan.
‘Wat gaan we doen de Groot?’ imiteerde Arnout melig vanaf de achterbank. ‘Geen idee, aaah kijk dan even op je briefje.’
‘Ik wil naar huis. Dit gaat zo niet.’
‘Honderd kilometer,’ zei Jan opeens. Hij had verkeerd zitten typen met zijn grote worstvingers op het kleine schermpje.
‘Dat is me te ver. Verdomme ik dacht dat alles veel dichterbij was,’ zei ik alsof het zijn schuld was.
Voordat we eindigden in een bekvechtpartij parkeerde ik de auto, in het eindelijk gevonden inhammetje. Een woeste Fransman scheurde mij voorbij.

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

vrijdag 6 augustus 2010

Maandag 26 juli Een heerlijk dagje lui..en Memories

Alweer vroeg uit te veren, om nog voor de ergste hitte wat boodschappen te halen. Maryline belde toen wij net aan het afrekenen waren. Ze zou die middag om twee uur langskomen.
Dik ingesmeerd met Factor weet ik hoeveel lagen wij weer prinsheerlijk in het zwembad te dobberen.

Die middag kwam Maryline om drie uur. Op zijn Frans een uur te laat. Ze vroeg of wij het naar onze zin hadden in ons verblijf. Samen met Jan kreeg ze het internet aan de praat. Meteen wat bijjgelezen op Hyves en zelf wat fotootjes geplaatst.
Maryline waarschuwde nog voor de felle zon toen ze mijn rode kleur zag. Ze nodigde ons uit om woensdagavond te komen eten. Voordat ze vertrok ging ik haar achterna. Ja ze had haar vriendin Guylaine bereikt en zij zou ook komen. Jan kende haar ook nog van vroeger. Hij was zelfs nog naar haar bruiloft geweest en zij was ook nog een keer in Nederland geweest. Guylaine kon niet komen voor de opnames v an KRO Memories. Ze zat nog in het buitenland en kon niet meer vrije dagen krijgen van haar baas.
‘Zo dus jullie hebben een geheimpje,’ zei Jan. Thuis had hij me al de oren van de kop gezeurd. Maryline had mij in een mail al verteld dat ze iets wilde oganiseren, zodat Jan ook Guylaine en Bernard terug zou zien. Ik had alleen laten vallen dat Maryline nog een leuke verrassing voor hem had.
‘Ja en ik zeg lekker niks,’ zei ik en stak mijn tong naar hem uit.

Jan zocht op internet wat plaatsen op, die ik nog graag wilde bekijken. Samen met Cees, de vader van mijn jongens, heb ik in de jaren negentig ook mijn vakantie doorgebracht in Zuid Frankrijk. Het was mijn eerste echte vakantie in het buitenland. Ik heb daar erg mooie herinneringen aan. Dus voor ons beiden had het iets met Memories te maken. Herinneringen aan die goede oude tijd.
‘Weet je waar ik zo benieuwd naar ben?’ zei ik tegen Jan. ‘Hoe Maryline zelf reageerde toen ze werd benaderd door de KRO. Maar ze is zo druk met zoveel dingen tegelijk, dat ik er de kans niet voor krijg.’
‘Oh, maar dat kan ik je wel vertellen,’ antwoordde Jan. ‘Marsha vond haar via Facebook en belde haar op. Het eerste wat ze zei was oh, dat is Jan zeker. Natuurlijk werk ik mee! Marsha vroeg toen of ze niet even moest overleggen. Nee, had Maryline geantwoord. Dat gaat ze niks aan.’
Nu ik haar een paar keer gezien heb, snapte ik het precies. Ze is lief en enthousiast en echt overal voor in.

Volgens de website van ons vakantieverblijf zaten wij in de buurt van Pont du Gard. Eén van de plekken, die ik dolgraag terug wilde zien. Ook wilde ik heel graag naar Sainte Marie de la Mere om een stuk door de Camargue te rijden.
Maryline wees ons op een ander plaatsje Aquis Morte. Het klonk mij vaag bekend in de oren. Toen ik de foto’s op de website zag moest ik even slikken. Ook daar was ik ooit met Cees geweest. Een klein stadje met de stadsmuur er nog omheen.
‘Zie ik jullie morgen?’ vroeg Maryline aan Jan toen ze weer weg moest. Ze wilde echt zo haar best doen om zoveel mogelijk tijd met ons door te brengen. Ondanks dat ze voor haar makelaarswerk zelfs ’s avonds soms nog in de weer was. Wat ik wel snapte want overdag was het echt verschrikkelijk heet.
‘Nou morgen willen we dus een dagje rond gaan rijden,’ zei Jan. ‘Om die plekken te bezoeken waar Rachel ooit is geweest.’
Ze omhelsde ons en wenste ons een fijne dag. Ze zou wel bellen.

Tot laat in de avond zaten wij in en om het zwembad. We aten lekker buiten.
We keken naar de ondergaande zon. Toen het donker genoeg was, haalde Arnout zijn sterrenkijker tevoorschijn. Hij kreeg het zelfs voor elkaar heel natuurgetrouw een ransuil na te fluiten. We konden hem geen van allen zien, maar op een gegeven moment zat het beest echt vlakbij ons.
Ik fluisterde hem in dat hij hierin zo op zijn eigen vader leek en ik moest zelf even een brok wegslikken. Arnout wist niet wat hij moest zeggen.
Om niet al te emotioneel te worden vertelde ik hem dat zijn eerste woordje niet “mama” was maar “uil” omdat ons huis behangen was vroeger met eigengemaakte schilderijen van uilen.
Fluitend ging hij naar bed. Wij genoten nog een poos na in het donker.

Wordt vervolgd…

©Rachel Naomi

donderdag 5 augustus 2010

Zaterdag 24 juli en zondag 25 juli Het begin van ons verblijf.

Vlak voordat Maryline weer vertrok naar de bruiloft legde ze ons snel nog even uit waar de supermarkt was. Ze beloofde ons snel weer te zien. Maar de halve familie logeerde in haar huis en zou vast de halve dag bewusteloos liggen, na de feestelijkheden. We zouden nog van haar horen hoe of wat.
Intussen was ik zo verschrikkelijk moe, dat het me allemaal even niet meer kon schelen. We pakten haastig de auto uit. We moesten boodschappen doen om iets te eten en voor zondag voor het ontbijt. Met gepaste tegenzin kroop ik achter het stuur. Anout had geen zin om mee te gaan. Weer dat smalle rotweggetje op. Haarspeldbochtjes hier en daar. Ik raakte helemaal van de kaart van vermoeidheid. Ik voelde me een ontaarde moeder dat ik mijn kind daar bovenop die berg achterliet. Wat nou als ons iets gebeurde? Daar had ik nog niet bij stilgestaan.
‘Ik vind het eng’, brulde ik opeens. Bekaf van een paar slechte nachten, het hele eind rijden. De korte ontmoeting met Maryline. Het werd me allemaal even teveel.

Ik raapte mezelf al snel weer bij elkaar. Wat had het voor zin om zo te zeuren. We moesten eten hebben en ontbijt voor de volgende dag. Dat was alles.
We deden haastig boodschappen.
‘Morgen is de winkel ook nog open,’ zei Jan.’En dan zien we wel weer verder.’
Ik gunde me geen tijd om rond te kijken. Buiten kwam ik erachter dat we in het Casino waren geweest. Beetje rare naam voor een supermarkt.
‘Wat gaan we doen de Groot?’ zei Dikvoormekaar.
‘Euh. Geen idee.’
‘Aaah de Groot kom op nou, kijk even op je briefje.’
‘Uhm, linksaf op de rotonde, derde afslag,’ zei de Groot.
‘Je gaat verkeerd,’ zei Jan.
‘Nietwaar,’ zei ik verontwaardigd
‘Je nam de tweede,’ zei Jan rustig.
‘Ho, ho de Groot we rijden niet goed,’ riep nu ook Dikvoormekaar.
‘Uh…probeer te keren,’
Van vermoeidheid was ik in staat om de TomTom uit het raam te donderen. Gelukkig waren we niet erg verkeerd en bereikten we met wat boodschappen onze villa.

Voordat we weggingen had ik de airco in de slaapkamer al aangezet. Het was er heerlijk koel. Ik heb anderhalf uur heerlijk liggen slapen. Om gewekt te worden voor Unox tomatensoep uit blik met een paar hompen stokbrood. En een paar bereinteressante insecten, die Arnout gevonden had.
Jan pakte nog een deel van de spullen uit en maakte vast het opklapbed op in woonkamer voor Arnout, die zich al verheugde op stiekem de voorraad chips en snoep te nuttigen, als wij in bed lagen.
Die avond genoten we van de zonsondergang. Om de beurt namen we een heerlijke douche en gingen we rond kwart over tien, allemaal doodmoe, slapen.

Op zondagmorgen om negen uur zaten we fris en fruitig buiten. Er was ons beloofd dat we internet hadden, maar op geen van beide laptops was er verbinding. Tegen twaalven smste Jan naar Maryline om de code voor het internet te vragen en om te vragen tot hoelaat het Casino open was.
De supermarkt was alweer dicht en de code werkte niet. Maar ach wat kon ons het schelen. Die middag brachten wij door in ons eigen privézwembad. Intussen was het buiten bloedheet geworden.
Dat leverde mij een verbrande voorgevel op. Vrijwel nooit zijn de memmen in de zon geweest. Maar dat mocht de pret niet drukken. Het was ook echt blotetietenweer!

Wordt vervolgd.

©Rachel Naomi

woensdag 4 augustus 2010

Zaterdag 24 juli ..Bestemming bereikt..

Na een halve nacht op de plee, zwaar verstopt, gingen wij opgewekt op weg. Na dit keer een goed ontbijt met verse broodjes. Zonder ochtendhumeur en een niet al te dure rekening. Onderweg stopte ik regelmatig om foto’s te maken.
Hoe verder wij naar het zuiden gingen, hoe warmer het werd, maar het werd ook drukker op de weg. Tot onze ergernis stonden we vaak in een lange file voor stoplichten.
Ik werd er letterlijk schijtziek van en besloot verder te gaan over de Tolwegen.

Onderweg stopten we bij een soort van cafetaria. Arnout en ik moesten vreselijk nodig naar de wc. Maar eigenlijk werd die gebruikt door alleen mensen, die bleven eten. Jan bestelde intussen twee maal een halve stokbrood met knakworst ertussen.
‘Jee, dit is echt een kutplee, maar beter dan niks,’ hoorde ik Arnout mopperen vanuit het houten hokje. Om aan een houten picknicktafel in een mierennest, de stokbroden op te kanen.
De Groot en Voormekaar de nieuwe route aangewezen en monter gingen wij weer op weg.

De eerste keer richting Payage. De strepen verdwenen opeens van de weg. Als idioten scheurden de auto’s kriskras, links en rechts door elkaar als gekken, om elkaar heen om toch vooral als eerste voor de slagbomen aan te komen. Er waren er wel vijftig..
Ik scheet daar juist bijna in mijn broek. Ik heb ook al zo’n hekel aan die slagbomen in een parkeergarage. Ik sta altijd net zo, dat mijn armen tekort zijn om er een kaartje uit de muur te rukken, vervolgens haastig in te stappen en slippend weg te rijden, omdat ik bang ben de slagboom op mijn dak te krijgen, dat ie te vroeg dichtgaat. Om vervolgens tijdens het rijden een blokkerende veiligheidsgordel weer om te krijgen en mezelf bijna op te knopen.

Met zweethandjes ging sloot ik achteraan in de langste rij. Anderen probeerden zich ertussen te wurmen dus ik plakte asociaal aan mijn voorganger. De rij was al lang zat. Langzaam schoven wij naar voren. Terwijl Arnout melig meneer de Groot zat te imiteren op de achterbank.
Eindelijk bereikte ik de slagboom. Het was er uitermate smal dus konden mijn armen niet tekort zijn. Er werd een kaartje uitgespuugd en meteen konden wij doorrijden. Om weer van links en rechts te worden ingehaald alsof we in een autorace beland waren.

We zagen nog wat benzinepompen van binnen met enorme supermarkten. Arnout presteerde het een paar keer achter elkaar om net die broodjes uit te zoeken, die hij niet mocht, vanwege zijn pinda allergie. Met lange tanden at hij de door ons gekozen broodjes en teveel drinken, zodat hij dit keer won met, wie moet het vaakst zeiken.
Het zweet brak me alweer uit toen we uiteindelijk weer richting slagbomen scheurden om de rekening te betalen.
‘Och waar is dat kaartje nou?’ begon Jan in paniek. Het dashboardkastje lag al uit zijn voegen, maar vloog bijna door de auto.
Van de zenuwen begon ik op hem te schelden en kreeg ik weer aandrang tot kakken.
‘Waar moet ik zijn dan?’ opnieuw waren het weet ik hoeveel van die aanrijpunten.
‘Ja, die groene geloof ik. Niet die rode want die zijn voor vrachtwagens,’ zei Jan, die intussen de inhoud van zijn borstzak van zijn overhemd, tevoorschijn had getoverd.
‘Ik sta tussen de vrachtwagens, man. Ik zie geen bal!’ riep ik.
Ik stuurde ertussen uit en intussen zat er zowat een andere volgeladen Belg met doodskist op het dak, bij ons binnen. De man stak net niet zijn middelvinger naar me op, maar zijn vrouw schudde meewarig haar hoofd naar mij.
‘Hebbes,’ zei Jan triomfantelijk en zwaaide met het kaartje voor mijn neus. Hij lag in het sigarettenkastje boven de asbak.
‘Ho, ho, ho,’ zei meneer de Groot met het gezicht van mijn zoon, vanaf de achterbank.

Een stormachtige windvaag ging door de auto toen ik het raampje opende om te betalen. Stevig hield ik het kaartje vast en het contante geld om te betalen. Ik zag mezelf al achter het kaartje en het geld aanrennen.
Zonder alles van dat betaalde ik zeven Euro en tachtig cent, de slagboom ging open en de race naar de weg begon weer. Had ik me daar zo druk over gemaakt.
Dit herhaalde zich nog een keer en ik schold Jan uit omdat hij nerveuzer leek dan ikzelf. Het stelde geen reet meer voor. De zweethandjes en poepneigingen waren acuut over.

Wij naderden het einde van de reis. Jan belde Maryline, zoals afgesproken. Ze had een bruiloft maar zou komen, om ons de sleutel van ons huis te brengen. Intussen volgde de ene rotonde na de andere en opeens werd ik een erg smal bergweggetje opgestuurd.
Met zweethandjes reed ik omhoog, duimend dat er geen tegenligger kwam met een ongeduldige Franse dame op mijn hielen.
In de zinderende hitte stopte ik de auto. Een bouwput met een kleine caravan en in de verte zagen wij een schitterend huis.
‘Zijn we hier wel goed?’ vroeg ik nerveus.
Maryline was in geen velden of wegen te bekennen. Even schoot het door mijn hoofd dat we helemaal fout zaten. Ik was doodmoe en verlangde naar een bed. Na twee slechte nachten en de lange rit.
Jan belde weer maar kreeg geen gehoor. Buiten was het bloedverziekend heet en de krekels en de cicades maakten een oorverdovend kabaal. Moedeloos liet ik mij op de voorstoel van de auto zakken en zag ons al in die caravan op die bouwplaats. Ik kon wel janken tot er een auto het terrein op kwam rijden.

Maryline stapte uit. Ze zag er precies zo uit als op de foto’s die we hadden gekregen van de KRO. Ze omhelsde Jan en kuste mij en Arnout.
‘Nice to meet you,’ zei Arnout in zijn beste Engels.
Gelukkig hoefden wij niet in die caravan. Maryline wees ons de weg naar het huis achter de bouwplaats. De deur ging automatisch open. Het huis was sprookjesachtig mooi! Maryline lege ons alles uit, waarvoor welke sleutel en tot onze grote verbazing hadden wij ons eigen privézwembad. Zo afgelegen dat niemand ons zou kunnen zien zwemmen! Airco in de slaapkamer, een geweldige douche, vaatwasser en zelfs een wasmachine!

Wordt vervolgd

©Rachel Naomi

dinsdag 3 augustus 2010

Vrijdag 23 juli..Nederlanders in het buitenland..

Arnout bleef nog even liggen. Hij was het niet gewend dat zijn moeder hem al zo vroeg zijn bed uit trommelde. Maar ik snakte naar mijn peuk en koffie om de darmen aan de praat te krijgen. Liever op die kleine benauwde plee, dan kakken bij een benzinepomp onderweg, waar iedereen mij kan ruiken of de drol kan horen vallen.
Jan en ik naar buiten om te roken. Het duurde maar even of een duffe vrouw en haar man, met slaaphoofden en twee meisjes, kwamen ons gezelschap houden.
‘Bonjour,’ zei de man vriendelijk.
‘Bonjour,’ zeiden Jan en ik in koor.
De vrouw rolde een shaggie.
‘Hou es op met krabben,’ zei de vrouw sjagrijnig tegen haar dochter. Ze dacht dat wij haar niet konden verstaan.
‘Dat dee ik nie,’ zei het kleine meisje.
‘Zo ook op doorreis?’ begon ik vriendelijk.
Het mens verschoot van kleur en stak haar peuk aan.
‘Wat een kuthotel. Mensonterend noem ik dit,’ begon de man tegen ons. ‘Dat ze dit soort dingen nog gebruiken. Ik ben gebroken. Gelukkig zijn we op de terugweg.’
Na een kort praatje gingen we Arnout halen voor het ontbijt.
‘Lekker geslapen?’ begon ik vrolijk.
‘Nee, jullie snurken.’
‘Ikke niet,’ zei ik onschuldig.
‘Welwaar. Maar pa is erger.’
Daar konden we het mee doen.

Met moeite knaagde ik wat veel te hard geworden stokbrood naar binnen. Blijkbaar van gisteren want we konden elkaar er zowat de hersens mee in slaan.We begroetten het andere Nederlandse gezin en even later kwam er nog een uitgeslapen gezin bij ons zitten. Geen goeiemorgen, maar later hoorde ik dat het ook Nederlanders waren. Het leek wel of er alleen maar Nederlanders zaten MET ochtendhumeur.
Na het bruine water, wat voor koffie moest doorgaan, haastte ik mij nog een keer naar de wc, terwijl Jan en Arnout de auto inpakten met de weinige spulletjes, die we hadden meegenomen voor de nacht. Om op de parkeerplaats nog hordes Nederlanders tegen te komen, die ons onhandig in het Frans begroetten.
Dikvoormekaar en meneer de Groot weer opgestart en lustig gingen wij weer op pad. Vroeg voor ons doen, halfnegen al in de auto.

Om de drie uur pauze, met koffie en pleebezoek. Arnout verzocht eens ruzie te maken met zichzelf op de achterbank, zodat het net leek dat we echt op vakantie waren. Want het hoorde er immers bij, ruzie op de achterbank. Maar hij vermaakte zich uitstekend. Hoe verder wij Frankrijk inreden hoe mooier het om ons heen werd. Zo nu en dan stopte ik om wat foto’s te maken.
Maar in de avondspits begon ik moe te worden. We passeerden vele dorpjes. Het één na het ander, maar het verkeer werd steeds drukker. Met een Fransman op mijn reet ging ik in de buurt van het plaatsje Vienne, plotseling op de rem voor een bordje: ‘HOTEL’
Het was druk op de parkeerplaats. Jan ging naar binnen om te vragen of ze nog een kamer voor drie personen hadden.
‘Ja, nog één maar met een slaapbankje.’
‘Hier kan ik best op slapen, hoor,’ zei Arnout en vouwde zich op toen hij erop ging liggen.
‘Wat denken ze nou,’ begon Jan te mopperen. ‘Dat kan toch zo niet.’
‘Jawel man,’ zei ik. ‘Kijk maar het is net zoiets als bij oma.’ En ik bouwde het geheel om tot bed op de vloer.
Het was een luxe grote kamer met Airco, televisie en internet, ruime badkamr met een douche. Ze wezen ons zelfs op het zwembad.
Het diner was luxe en het restaurant zat stampvol.
‘Ik heb geen idee wat dit gaat kosten, hoor,’ zei Jan.
‘Kan me geen reet schelen,’ zei ik. ‘We hebben een bed. Punt.’
Opnieuw lagen we met zijn drietjes rond half elf in bed. Deze keer luisterde ik naar het gesnurk van mijn beide mannen, die binnen een kwartier sliepen.
Ik kon de slaap niet goed vatten. Zaterdag zou spannend worden voor mij. Ik wist dat ik Maryline zou gaan ontmoeten. Mijn man’s vroegere jeugdvriendinnetje, die tevens ons vakantiehuis geregeld had.

(Uitzending van KRO Memories is op maandag 16 augustus aanstaande en ik heb een artikel mogen schrijven voor de Mijn Geheim, die volgende week in de winkel ligt!!)

©Rachel Naomi

Wordt vervolgd..

maandag 2 augustus 2010

Donderdag 22 juli..Ik ga op vakantie en neem mee…

Vakantie, hou op schei uit, begon Tineke Schouten eens een melige conference over vakantie. Dat dacht ik ook toen we aan het inpakken waren.
Om er in het heetst van de strijd achter te komen dat er nog een koffer bij Matisse op de groep was blijven hangen. Die dus aan de vooravond van vertrek opgehaald, samen met Arnout en Bernadette.
‘ Oh maar eigenlijk geeft dat helemaal niet,’ zei een erg melige Arnout. ‘Pa zijn kleren kunnen wel thuisblijven. Hij heeft toch een credit Card?’
Manlief had de dag ervoor op zitten scheppen dat we zo wegkonden. Zevenduizend Euro was genoeg. Om toch eerst Arnout uit te leggen dat een credit card er niet voor was om voor elk wissewasje poen uit de muur te gaan trekken.
Vergeten we dit niet, vergeten we dat niet. Intussen gilt onze geliefde viervoeter de hele buurt bij elkaar. Hiep hiep hoera de buren gaan met vakantie en wat blijft er achter?

Gelukkig paste Bernadette op de beestenboel en de vuilnisbak. Die moet ook op zijn tijd nog geleegd. Briefje geschreven met Wie Wat Waars alsof ik op Hyves zat. Boodschapje hier boodschapje daar,, zijn we de medicijnen niet vergeten. We moeten nog op weg en ik lijk wel een kip zonder kop.
Bewapend met camera’s, laptop, minilaptop en weet ik wat voor een puinhopen konden wij eindelijk aan de lange reis beginnen.
Om het geheel nog iets meliger te maken reizen Dik Voorrmekaar en meneer de Groot ook mee. Ik was dat mens al een poos zat op de TomTom. Nieuwste kaart EN nieuwe stemmetjes gingen mee op weg.

Het was wel uitkijken geblazen. Arnout deed algauw vrolijk mee. Een rotonde rechtdoor gelieve door de bloembak in het midden te gaan. En elke afslag een visafslag. En of ik me ook druk maakte of de auto achter me ook gezellig meeging. Om datzelfde uit de mond van mijn zoon nog een keer te horen, of dat we nooit in Frankrijk zouden komen. Maar eindelijk begon mijn vakantiestemming een beetje te komen toen we na en paar uur Frankrijk binnen reden.

Na 500 km buiten de Tolwegen om, was ik het zat. Manlief heeft geen rijbewijs en kon het niet van me overnemen. Bij het plaatsje Toul vonden wij een goedkoop hotelletje langs de weg, met nog ruimte voor drie personen. Inclusief avondeten en ontbijt. Een enorme berg patat zonder mayo en een homp zalm. Aan een krakkemikkige picknicktafel. Opstaan en gaan zitten met gevaar voor eigen leven.. En een lekker borreltje zat er niet in. Ook idioot, mijn man vergat de borrel bij het eten te bestellen. Langs de snelweg, als je op doorreis bent, mag je als chauffeur geen drank tot je nemen.
Dat wij net eten hadden besteld bij onze overnachting was niet voldoende bewijs, met de volle borden nog voor onze neus. Rare mensen die Fransen. Ogen in de zak blijkbaar of zelf al teveel gezopen.

Arnout wilde wel in het tweepersoonsbed. Mochten wij samen in het éénpersoonsbed. De grapjas.
Het was een benauwd klein kamertje, maar hoera we mochten een uurtje internetten. We hadden een eigen wastafel en een wc. Veel meer was het niet. We besloten om kwart over tien maar te gaan slapen. Wat een martelgang was dat. Manlief lag binnen tien minuten het bos al om te zagen. Arnout deed daar nog een schepje bovenop. Hij had al zijn boeren en winden opgespaard en liet ook van zich horen. De buitenverlichting ging ook niet uit en het bed lag voor geen meter.
De volgende morgen om halfzeven was ik het zat en maakte ik de heren wakker. Ik had niet eens een ochtendhumeur. En dat na een zeer kort nachtje met weinig slaap.

Wordt vervolgd…

vrijdag 16 juli 2010

Rare wereld.

De zinderende hitte nodigt niet echt uit om eens lekker te gaan zitten schrijven. Zodra ik mijn hersens ga gebruiken staat het zweet me al op mijn rug. Verdere huishoudelijke taken bewaar ik voor in de avonduren heel laat, of ’s morgens in de vroegte, als ik op tijd wakker ben.
Meestal duik ik de rest van de dag in de schaduw net een boek. Of in ons grote zwembad.
Jammergenoeg is het voor de jongens te warm om boven te gaan zitten. Of moet ik zeggen eigenlijk is het jammer voor mij.

‘Kom achter me aan!’
‘Er liggen twee sterren in de pan. Zullen we een muntje in de pan doen? Dat is een lekker ingrediënt.’
‘Ja..’
‘Ik ben boven. Kom dan.’
‘MUUR.’
‘Ik heb een ster.’
‘Niet erover heen gooien. Lekker ben je..’
‘Hahaha.’
‘Oh nee er komt een Goemba uit de lucht.’
‘Geef. Dief.’
‘Kom nou achter me aan.’
‘Spring in dat gat. Doe nou effe.’
‘Ik heb hem. Ik heb hem!’
‘Waarom probeer je me te vermoorden als ik klein ben.’
‘Huhuhu.’
‘Mag ik die?’
‘Nu gaan we knokken.’
‘Kom is. Kom is. Stil staan. Ga gewoon duwen.’
‘Help ik heb er weer één.’
‘Spring even op me. Wil je? Spring effe op me.’
‘Blijf staan dan..Aaah je probeert me gewoon af te maken.’
‘Gisteren was ook al zo grappig.’
‘Mijn munt. Mijn munt.’
‘Zullen we het grottenlevel doen?’
‘Ah nee, deze is net zo leuk.’
‘Vermoord me nou niet steeds!’
‘Kom eens hier.’
‘Aaah nog een keer knokken.’
‘Wat een rare wereld.’
‘Ik wilde het net zeggen,’ zei ik.
‘Pas op anders val je de pan uit.’
‘Ik ben geen koekje.’
‘Jawel …behalve sterman. Sterman kan er altijd op.’
‘Moet je mij maar niet proberen af te maken.’
‘Zo nou weet niemand meer hoe die binnen moet komen.’
‘Deze wereld is leuk.’
‘Ja hoor het kan hier best gezellig zijn,’ bemoeide ik mij weer mee.
‘Jaja pak hem. Wacht even schilpie.’
‘Aaah, Matisse kom dan. Durf maar naar mij te komen. Dat krijg je ervan!’
‘Mag ik je effe raken?’
‘Ja…Dief!’
‘Zullen we een andere wereld doen?’
‘Ja dan doe ik mee,’ zei ik moe. Ik probeerde mijn mail voor de zoveelste keer te lezen. Maar ik slaagde er maar niet in.
‘Alstu,’ ging Matisse gewoon door.
‘Aaaah!’, riep Arnout.
‘Zullen we weer bij de pan?’
‘Wil je effe op mijn koppie drukken?’
‘Nou kom maar hier.’
Telefoon.
‘Shit,’ mopperde ik. Kon ik toch weer opnieuw mijn mail lezen.
‘Met de Arbodienst. Kan ik uw man even spreken?’
‘Jazeker. Moment,’ ik hobbelde met de telefoon naar boven en gaf Jan de telefoon. Hij is al twee dagen thuis. Het is hem in zijn rug geschoten.
Zoveelste poging.
‘Matisse!’, schreeuwde Arnout.
‘Hee ik wil nog die toverkracht doen.’
‘Jaa nog een bloem.’
‘Het is wel een rare wereld,’ zei Matisse nog een keer.
‘Dat ben ik helemaal met je eens,’ zei ik geïrriteerd.
Heel even bleef het stil.
‘Ja, moet je die ster niet pakken,’ zei Arnout.
‘Het is maar een spelletje, mam,’ zei Matisse
‘Ja,’ zei ook Arnout.
‘Oh,’ zei ik. ‘Ik dacht al..’

© Rachel Naomi

maandag 7 juni 2010

Westlands Open Podium

Eigenlijk hoef ik nu niets te schrijven. Ik heb hier de beelden van mijn optreden op het Westlands Open Podium. Die wil ik graag delen. Ze zijn te zien op Youtube:

http://www.youtube.com/watch?v=OLQv4FtUPms

http://www.youtube.com/watch?v=VjR1vPOBKnY

donderdag 3 juni 2010

Gezeik..lezen op eigen risico..

Ik zit hier nog helemaal beduusd. Sta al meer dan een jaar in het register van bel me niet punt NL. Word ik net gebeld door, ik dacht in de eerste instantie een vent.
Eén of ander wazig bedrijf in Zwitserland. Tot ik erachter kwam dat ik te maken had met een computerstem.


Ik had een miljoen euro gewonnen, onroerend goed, een vette BMW, een breedbeeldtelevisie, joepie ik was één van de honderd. Maar het zou me 29 euro per kwartaal gaan kosten. Ik zou er ook een brief over gehad hebben. Niks gezien natuurlijk. Ik dacht eerst nog wat heb ik nou voor autistische man aan de telefoon, hij hoort niet eens wat ik zeg.
Ik dacht, luister de riedel maar even af. Of ik mijn gegevens even wilde bevestigen.
‘Wat is uw geboortedatum?’
Pardon? Ik had 1872 kunnen roepen, maar ik heb maar snel opgehangen.

Ik snap hier dus geen bal van. Stellen ze nu weer computers in op telefoonnummers? Maar dan vanuit het buitenland? Op die site staat punt NL…Moet ik straks overstappen op punt EU ofzo? Of proberen ze het straks vanuit Timboektoe?
Ik had opeens vorige week ook een vent van de NUON aan de deur.
‘Hoe gaat het met u?’
‘Huh?!’
Of ik even wilde overstappen op HUN goedkopere stroom? Gaat jou geen bal aan of ik duur of goedkope stroom gebruik. Als de lampen maar branden en de vibrator maar trilt. Bedenk me net dat de batterijen op zijn. Maar goed ik dwaal af.
Ik heb de hond maar niet losgelaten. De beleefde NUON meneer droop af.
Dus als ik niet gebeld wil worden, komen ze maar aan de deur? Of krijg ik een lulcomputer aan de lijn?
Ik krijg echt de schijt van die dingen.
Net als die WK actie hier bij de supermarkt. Kinderen bellen hier zelfs al aan om te schooien of ik van die juigbandjes heb.
Nee, die heb ik aan de hond gegeven. Hapt zo heerlijk weg en de keutel is meteen in rubber verpakt. Scheelt weer boterhamzakjes.

Tot overmaat van ramp ging vanmorgen de bel. Woest deed ik open. De hond met haar tanden bloot in de aanslag.
‘Goeiemorgen, wat mag het zijn deze week?’
‘Doe maar een kilo kaas en twee dozen eieren’, zei ik vriendelijk. ‘Hond, hou je bek. Het is de kaasboer maar.’

maandag 24 mei 2010

Het blauwe wonder..

Op een mooie Pinksterdag enkele jaren geleden. Nee het is niet het begin van een mooi sprookje. Het is echt gebeurd. We woonden nog met zijn zessen in één huis. Toch wilden wij dan met Pasen of Pinksteren er een klein beetje een feestje van maken. Niet gewoon als elke dag het eten op tafel zetten. Nee we zouden gaan gourmetten.

Van te voren mocht iedereen kiezen wat hij of zij lekker vond. Het liefst gingen ze nog met zijn allen mee om de boodschappen te halen. Maar dat paste niet in de auto. Mijn man en ik haalden samen de boodschappen. De andere Pinksterdag dan maar wel iets eenvoudigs, wat ook iedereen lekker vond.
Ook kwam het wel eens voor dat we dan prompt de spiritus vergaten te kopen. Maar één van onze oudere kennissen had het vast wel in huis om de ramen te zemen. Meestal liep het op het nippertje goed af. Want we kwamen er pas achter op de dag zelf. Geen winkels meer open.

Zo ook deze Pinksterdag. We spoorden iedereen aan om aktief mee te helpen. Dochters de keuken in om alvast uien, champignons en paprika te snijden. De jongens hielpen ijverig mee de tafel klaar te maken.
Manlief zette het gourmetstel klaar. Muziekje erbij aan. Ik zorgde voor de limonades en andere dranken.
Intussen een discussie over de playlist op de computer. Er moest voor iedereen leuke muziek in gezet worden. Dat regelde ik ook maar even zelf.
De hele boel stond klaar. Manlief zou de vlammetjes aansteken.
Hij hield een lucifertje bij het eerste brandertje. Maar er gebeurde niets. Groot was de verbazing van iedereen. Dat was toch wel heel vreemd. De tweede maar eens proberen. Het lucifertje brandde zover af dat hij zijn handen zowat brandde. Maar eens met een aansteker proberen. De rest keek elkaar schaapachtig aan.
Plotseling viel mijn oog op de vensterbank.
‘Zeg’, begon ik voorzichtig. ‘Wat doet die fles Blue Wonder daar nou?’
‘Niks’, zei mijn man en probeerde het zoveelste brandertje.
De kinderen werden met de minuut ongeduldiger.
‘Ik heb honger’, begon de één.
‘Ja en het duurt al zo lang,’zei de ander.
‘Zeg’, begon ik weer. ‘Waarom staat de Blue Wonder daar?’
‘Blue Wonder, hoezo?’, zei mijn man. Hij had de moed opgegeven en was gaan zitten.
‘Dat is schoonmaakmiddel’, zei ik. ‘Gratis gekregen in een boodschappenpakket.’
‘Ik dacht dat het spiritus was’, zei hij. ‘Das toch ook blauw?’
Alsof ik opeens niet meer zou weten wat voor kleur spiritus had.
‘Dan gaan we het vandaag eens heel anders doen!’, zei mijn man opgewekt ‘We gaan steengrillen!’
Wat een geluk dat we die ook nog hadden.
Voor moederdag kreeg ik het jaar erop een elektrische bakplaat, met kleine pannetjes eronder.
Wat een gedonder, alleen maar door een fles Blue Wonder.

vrijdag 21 mei 2010

Schoolgenie

Ik heb het woord niet zelf verzonnen. Ik had een zeer animerend gesprek met beide jongens in de auto bij het ophalen van Matisse. Het is mij een genoegen dit te delen. Voor een ieder, die het nog niet weet, Matisse heeft autisme en een verstandelijke beperking en woont sinds bijna twee jaar in een begeleide woonvorm. Hij is bijna zestien en mijn jongste dertien.

Samen met Arnout vandaag Matisse opgehaald. Met losse veters kwam hij op ons afklossen. Ik hoopte dat hij, met zijn ruim 1.85m, niet languit zou gaan en mij in zijn val zou meenemen. Gelukkig overleefde ik zijn omhelzing.
Scheldend en tierend maakte hij zijn veters dicht.
‘Stomme veters. Sorry dat het zolang duurt hoor’, zei hij. ‘Maar anders ga ik op mijn bek.’
‘Heb je je spullen al gepakt dan?’
‘Nee, ook nog niet’, zei hij. ‘Rotveter.’
Matisse kloste voor ons uit de trap op.
‘Komt door die schoenen hoor, dat ik zo stamp’, verontschuldigde hij zich.
‘Hoe was het op de schoenenpoli?’
‘Ik heb nieuwe veters gekregen’, trots liet hij ze zien. ‘Blauwe.’
Ik hielp hem met zijn tas inpakken. Het was erg druk. Twee groepen wandelden door elkaar, de bel ging en tegelijkertijd de telefoon. Ik nam maar vlug afscheid.
‘Waar staat de auto?’, vroeg Matisse.
‘Rechtdoor, door de speeltuin.’
We stapten in en langzaam reed ik het terrein af.
‘Stomme eend, niet oversteken’, zei Matisse. ‘Anders ben je plat.’
‘Daar zit nog een andere eend’, wees Arnout een duif aan. ‘Die wil ook niet plat.’
‘Daar was de taxi van T’, zei Matisse. ‘Ik snap niet waarom hij niet bij ons op school zit. Hij is pas half vijf thuis en heeft dan helemaal geen tijd meer om aktiviteiten te doen.’
‘Tsja’, zei ik.
‘Ik heb gekozen voor survival. Lasergamen lijkt mij niks aan. De hele school gaat lasergamen. Dat vind ik echt moeilijk. Misschien schieten ze wel allemaal op mij.’
‘Wie gaan er allemaal survivallen dan?’
‘Dat weet ik niet’, zei Matisse. ‘Dat hoor ik dan wel.’
Ik reed het terrein af.
‘Oh en 5 juni is het Open Podium, ben ik dan wel thuis? Ik wil daar graag bij zijn.’, zei Matisse.
‘Hoe weet jij dat?’, vroeg ik.
‘Er staan overal borden.’
‘Weet je het nog van vorig jaar?’
‘Ja toen ging ik handtekeningen verzamelen. Ik denk dat ik dat dit jaar weer ga doen. En die ene cd heb ik ook nog. Die is erg goed.’
‘Ik denk dat die meneer er ook wel weer zal zijn’, zei ik ‘En ik denk dat je wel thuis bent.’
‘Komen jullie ook weer en Elma?’
‘Ik moet ook optreden’, zei ik.
‘Oh met je trommel zeker’, zei Matisse.
‘Ja misschien, maar ik moet ook een paar gedichten voorlezen.’
‘Daar wil ik wel bij zijn hoor. Hoe laat dan?’
‘Dat hoor je nog wel’, zei ik. ‘En mijn handtekening heb je al.’
‘Ja in dat ene boek.’
Er reed ons een ambulance met zwaailichten tegemoet.
‘In Hoek van Holland is een strandtent in brand’, vertelde Matisse. ‘En er is een vliegtuig neergestort en een beperkte jongen heeft het overleefd. Die gingen ze intervieuwen in het ziekenhuis.’
‘Hoho’, zei ik. ‘Die jongen was niet beperkt hoor. Ja, na het ongeluk wel, want hij heeft heel veel botbreuken door het ongeluk.’
‘Oh dus niet zo beperkt als ik?’
‘Nee’, zei ik.
‘Oh en in Friesland is een vulkaan aktief geworden.’
‘Niet in Friesland’, proestte ik.
‘Oh nee in Ijsland’, zei Matisse.
‘Dat lijkt ook op elkaar hè Friesland en Ijsland’, zei Arnout.
‘Heb je het nieuws gezien ofzo?’, vroeg ik belangstellend.
‘Ja dat moet voor school. Het weeknieuws. En soms kijk ik ook het gewone mensen nieuws’, zei Matisse. ‘Dat vind ik wel belangrijk.’
‘Maar wat was er met die vulkaan dan?’
‘Ja toen konden de vliegtuigen niet vliegen. Ik snap niet dat je het niet kan zien in de lucht.’
‘Omdat het te ver weg was en niet in Friesland’, zei ik.
‘Je kon het wel zien’, begon Arnout zich ermee te bemoeien. ‘Ik heb het wel gezien met papa. De lucht was roze.’
‘Ja, een roze wolk, net als in Dombo toen hij teveel gedronken had’, gooide ik er een grapje tegenaan.
‘Oh ja toen dronk hij met zijn slurf een heel wijnvat leeg.’
‘Precies.’
‘Bier is vies’, zei Matisse. ‘Dat blijft vies toch?’
‘Ja, ik lust het niet’, zei ik.
‘Ik ook niet.Papa wel’, zei Matisse.
‘Oh dat ben ik helemaal vergeten te vertellen. Ik heb daar les over gehad. Ik weet waarom mannen een bierbuik krijgen’, klonk er opeens vanaf de achterbank.
‘Oh ja?’, vroeg ik.
‘Ja als mannen teveel bier drinken dan krijgen ze teveel vrouwelijke hormonen en die slaan zich op in de buik.’
‘Vandaar dat papa nog moet bevallen’, ik moest me inhouden niet te gaan gieren.
‘Zo hee, jij bent echt een schoolgenie’, riep Matisse uit. ‘Je hebt echt veel meer hersens dan ik!’
‘Lieverd’, zei ik. ‘Dat maakt toch niet uit. Je bent zoals je bent.’
Hij knikte en de stilte duurde amper een minuut.
‘Nou er is een jongen hè bij ons op de groep? Die gelooft in God en die zingt steeds rare liedjes aan tafel. Maar ik mag hem niet belachelijk maken.’
‘Nee, natuurlijk niet’, zei ik. ‘Geloof jij in God eigenlijk?’
‘Eeen beetje’, zei Matisse.
‘Ik ook een beetje’, kwam er vanaf de achterbank.
Ik parkeerde de auto voor het huis Beiden smeten met de autodeur.
‘Niet zo gooien met die deuren’, zei ik.
‘Eigenlijk kan dat niet. Gooien met deuren’, zei Arnout bijdehand. ‘Zijn veel te zwaar.’
‘Ja zo kan die wel weer’, zei ik en we gingen naar binnen.

woensdag 19 mei 2010

Het gevaar van elke dag..

Het zonnetje lacht, de lucht is blauw, nee ik ga niet over de Teletubbies beginnen. Gelukkig heb ik die tijd allang achter me. Maar zodra de zon zich laat zien, heb ik het op mijn heupen. Vogels beginnen massaal te nestelen, zelfs mijn tamme valkparkieten zijn op de versiertour. Ook hier wil ik het niet over hebben. Mijn flirtgedrag gaat niet verder dan, schat wat zullen we vandaag weer eens eten eten.

Ik ga het hebben over poetsen en boenen. Ik ben van het type, laat ik het eens doen als het nodig is. Want dan zie ik er ook nog iets van. Dan ziet mijn man ook eens dat ik wat gedaan heb.
‘Goh hadden we witte vensterbanken?’
Mijn buren aan beide kanten zijn denk ik wat ouderwetser ingesteld. Dagelijks zijn die aan de poetserij. Ik zie dan niet wat er te poetsen valt. Buurvrouw staat elke morgen trouw haar matje uit te kloppen. Wast als het even kan ook één keer per week alle ramen. Ik ga het pas doen als ik me afvraag of het zo mistig is buiten.
Met gevaar voor eigen leven. Gelukkig houdt de vensterbank binnen mij wel, maar buiten is het wiebelen op een trapje. Ik ben van een dusdanig formaat dat ik er echt niet bijkom. Misschien is dat ook wel een reden om het te doen als het nodig is. Het is gewoon gevaarlijk. De meeste ongelukjes gebeuren in en om het huis. En om nou dagelijks aan dat gevaar bloot te staan. Er moet ook nog geschreven worden.

Van stofzuigen wordt je moe en in een verkeerde houding kan je daar ernstige rugklachten van krijgen. Voor boodschappen doen geldt hetzelfde. Er wel eens bij stilgestaan? Eerst moet de troep in de kar, dan moet het zootje op de lopende band, dan moet de hele riedel weer in de kar en vervolgens nog in de auto. Om vervolgens thuis de hele handel uit te laden en ook nog op te ruimen. Meestal vergeet je wel iets. Ook net iets wat je nodig hebt om die avond op tafel te zetten. Als je niet netjes vanuit je knieën tilt, kan dat ook ernstige rugklachten geven.
Badkamer soppen. Levensgevaarlijk. Met al die zeepzooi kan je lelijk uitglijden, met alle gevolgen vandien.
Want als je net lekker bezig bent, dan gaat prompt de telefoon. Nieuwsgierig als ik ben, moet ik dan echt uitkijken, niet ook nog de trap verkeerd te nemen. Zelfde geldt natuurlijk voor de deurbel.
Ook met volle wasmanden, al of niet schoon, ze wandelen niet vanzelf naar de wasmachine. Ook dan is het uitkijken geblazen. Ligt er geen rommel op de trap of een hond middenin de route, die je uitgestippeld had. Want bergen was, daar kan je vaak niet overheen kijken. Rondslingerende schoenen zijn ook levensgevaarlijk.
Ook bij het bedienen van machines is enige voorzichtigheid geboden. Strijkbouten kunnen ontploffen of opeens uit je handen glijden. Dat levert dan weer geruime tijd commentaar op. Het staat zo leuk op de vloer.
‘Goh is de strijkbout daar gevallen?’
‘Nee ik doe het altijd zo.’
Ik strijk alleen als het nodig is, eens per jaar ofzo.
Was ophangen, ligt eraan waar. Ik ben in het bezit van een zogeheten droogmolen. Daarmee is het uitkijken geblazen dat je hem bij het openvouwen goed in de grond steekt. Anders klapt het hele gevaarte tegen je gezicht. Als hij wel goed in de grond staat, moet je toch blijven uitkijken dat je jezelf niet ophangt. Te oude wasknijpers is ook niet aan te raden. Ze kunnen de verkeerde kant op springen. Ook weer met alle gevolgen vandien.
Koken is ook heel gevaarlijk. Te scherpe messen leveren hele bijzondere gehaktballen op.
‘Oh sorry dat harde stukje was mijn nagel.’
Bij rood vlees, rode kool, rode bieten valt het gelukkig minder op. Oppassen dat dingen niet te hard spetteren in de pan of dat je niet je vingers meekookt of bakt. Brandwonden zitten in een klein hoekje.

Eigenlijk is het een wonder, voor onze mannen, als ze thuiskomen uit hun werk. De standaardvraag: ‘Hoe was jouw dag?’ mag van mij vervangen worden.
‘Schat leef je nog?’ is in mijn ogen veel beter.

zondag 16 mei 2010

Mobiele telefoon

Ik begin echt te denken dat ik een oude trut wordt. Ik kocht mijn eerste mobiele telefoon in de tijd dat ik nog alleenstaande moeder was. Dan was ik voor school en peuterspeelzaal tenminste altijd te bereiken. Als één van de jongens plotselinge kotsneigingen of andere buikloop kregen, kon ik ze tenminste ophalen.

Prepaid en niet te duur nogal groot onding, die ik de helft van de tijd vergat mee te nemen, gekocht bij het Kruitvat. Ik hoorde er helemaal bij destijds. Meestal werd ik thuis gebeld. Want als ik ergens mijn mobiele nummer had achtergelaten, dachten mensen ook dat ik altijd onderweg was.
‘Je mag me op mijn gewone nummer bellen, hoor’, zei ik dan vriendelijk.
‘Oh ben je gewoon thuis’, als verbaasd antwoord te krijgen.
‘Ik dacht ik bel je maar even mobiel…’ Wat moest ik er eigenlijk mee?
Al vrij snel kon ik ermee smssen want dat was goedkoper dan bellen. Topprestatie vond ik het. Om met die kleine kleretoetsen letters op dat schermpje te krijgen.

Het onding haalde de eerbiedwaarige leeftijd van maar liefst tien jaar. Iedereen om mij heen was voorzien van een véél handiger telefoontje. Ik hoorde er opeens niet meer bij want het ding paste ruim in de hand, maar niet in mijn broekzak. Ik had hem ook alleen om gebeld te worden. Liefst niet in de supermarkt of een andere openbare gelegenheid. Het ging een ander niet aan wat ik te melden had of wat er aan mij gemeld werd.
Een jaar of zeven geleden kochten manlief en ik maar eens een nieuwer modelletje. Prepaid met internet. Handig dezelfde SIMkaart er weer in. Mijn oude nummer deed het nog. We leerden onszelf MMSSEN ofwel een SMS met bijlage, geluidsfragment met foto. Wij konden weer met de jeugd mee vooruit. Het was tevens een reiswekker EN we konden er foto’s mee maken. Moest wel goed kijken want ik kon de hond niet van de kat onderscheiden qua kleur.
En ik werd een keer gebeld omdat de jongste in de pauze van bovenaf de glijbaan naar beneden gekotst had. Het droop zo heerlijk weg. DAAR had ik hem dus voor.

In de loop van de jaren probeerde men ons tevergeefs dure abonnementen aan te smeren zodat we onderling gratis konden bellen. Of op zijn minst een nieuw toestel met de nieuwste snufjes. Met een prepaidkaart doen wij jaren. Als het mag van Vodaphone anders moeten we opletten dat hij niet over de datum gaat en dan kan je het toestel wegsodemieteren. Goeie actie van P…onee dat is weer een heel ander onderwerp.
Ik meld in één seconde dat ik later ben, in de file sta, of klemzit in een plee bij een benzinestation. Daar heb ik geen abonnement voor nodig. Bellen achter het stuur kan ik niet eens want daar is mijn motoriek niet op gebouwd. Ik stuur echt de verkeerde kant op.
Om er op een dag achter te komen dat ik wel aan een heel duur belspelletje had meegedaan. Als ik op pad ging had ik standaard geen beltegoed. Wat knap zonder dat ik iemand gebeld had.
En ja nu is mijn telefoon ruim zeven jaar oud. Alweer te groot en om de één of andere reden doet het internet het niet want nu vraagt hij uit zichzelf naar een abonnement. Moet niet gekker worden. Maar voor mijn belgedrag, niets mis mee. Hij doet het nog en ik ook.

Ik hoef geen nieuwe ringtone want dan kan hij uren gaan en dan kom ik er opeens achter dat het wel de mijne was die afging. En niet die van de kinderen.
Mijn verbazing is dan ook echt groot als ik naar de winkel ga voor een nieuwe wat ze tegenwoordig allemaal kunnen. Ik wil alleen maar bellen of gebeld worden, als het mij uitkomt welteverstaan.
Hoe gemakkelijk is het om op een winkelstraat een echtscheiding te volgen. Of andere pijnlijke privéaangelegenheden. Van de week fietste er een jong grietje aan mij voorbij. Luidkeels lachend en pratend. Ik dacht dat zij niet goed bij haar hoofd geworden was. Denkend aan een oude dronkenlap uit mijn jeugd, die in zichzelf liep te lullen.
Om tot de ontdekking te komen dat het kind niets mankeerde. Ze had een miniscuul dopje in haar oren.
Ik word echt een dagje ouder. Ben hard op weg naar de helft.

zaterdag 15 mei 2010

Menstruatie op zijn Frans

Alle vrouwen weten het, alle vrouwen hebben het. En er is natuurlijk veel over te zeggen en veel over te schrijven. Maar de mooie maandverbandreclame laat altijd vrolijke blije vrouwen zien. Stelletje bedriegers. Ik zeg het maar zo, ik ben nooit uit de luiers gekomen.
Als ik nog eens in de overgang kom, kan ik overstappen op Tena. Want ik voel altijd nattigheid als ik moet lachen, hoesten of niezen. Ik kom nooit meer uit de plakstrippen.
Maar eens per maand kan ik nergens om lachen. Voel ik me zo uitgewoond dat ik mijn huisgenoten ook wel een plakstrip voor de bek wil plakken. Om niet te hoeven horen hoe irritant ik zelf ben. Hoe gemeen ik uit de hoek kan komen. Ik niet nadenk voordat ik er iets uitflap. En vervolgens hen beschuldig van vervelend zijn. Misschien moet ik ze ook tegen mijn oren plakken, zodat iedereen kan zien dat ik mijn week weer heb.


Vakanties en uitstapjes zodanig te plannen, dat ik niet met een joekel van een tas op pad hoef. Ja en soms een rekenfoutje maak. Het was niet mijn sterkste vak.
Samen met onze oudste dochter enkele jaren geleden een georganiseerde reis naar Parijs. Goed voorbereid had ik maatregelen bij me, zoals Always op vakantie.
De dagen werden goed volgepland door een erg aardige reisleidster. We konden veel doen op een dag, met een chauffeur, die beter met de TT in Assen had mee kunnen doen, dan door Parijs te scheuren. Toen we net aankwamen kwam er bijna een Frans Renaultje door de zij ingang naar binnen.
Iedereen riep: ‘oh’ en ‘ah’ bij het zien van alle beroemde gebouwen.
Midden op de acht, negen of tienbaans rotonde voor de Arc de Trionph zette hij de bus dwars. Half Parijs ging op de rem. Wij mochten foto’s maken, door de met modder bespatte ramen.

Wandelingen door Parijs, tot we niet meer konden. Maar wat hadden we het naar ons zin, buiten de bus. Intussen had iedereen een extra (kots)zakje bij zich, voor het geval dat. Zakkenrollers werden voor ons gewaarschuwd, uit die bus, geen zakken te rollen.
We zaten in een piepklein hotelletje, middenin het centrum. Als ontbijt kregen wij stokbrood met jam. De koffie smaakte alsof hij een week lang bewaard gebleven was. Mijn oudste dochter bood spontaan aan even smeerkaas te gaan halen bij de supermarkt beneden. Onwetend nam zij de sleutel van onze kamer mee. Ze gaf hem beneden af aan de balie.
Ik stond heerlijk onder de douche toen er opeens een vreemde vent binnenstapte. Ik had de sleutel zelf moeten houden. Beneden werd gedacht dat onze kamer leeg was. De man geschrokken, ik geschrokken. Hij sprak geen woord Engels.

Die bewuste middag beklommen wij net de trappen van de Sacre Coeur. Met een paar mensen van het reisgezelschap. Ik wilde wel eens kijken naar echte silhouette knippers. Kramp in mijn onderbuik. Nee toch niet nu. De plakstrippen lagen nog in het hotel. Maar als ik het heb, heb ik het ook goed. Na het snel te hebben uitgelegd aan één van de dames. Op zoek naar een drogist of een apotheek. Me nog niet realiserend wat mij boven het hoofd hing.
Nog nooit ben ik zo hard, zo’n lange trap afgehold.
Ik vond al snel een apotheek. Maar…..
Het woord maandverband, plakstrip, menstruatie…acuut..in het Frans. Dat had ik op school niet geleerd. De reisleidster was trouwens ook niet op de afgesproken plek. Haar Frans was perfect. Ter plekke kreeg ik een nog grotere hekel aan de maandelijkse kwaal.
De man begon allerlei doosjes aan me te geven. Comdooms, nee NU niet. Aspirines..EIGENLIJK wel..ik kreeg prompt hoofdpijn. Iets tegen diarree…NEE…Iets om de stoelgang op gang te houden dan? NEE En opeens zag ik ze in het vak achter de man. Hij ging onverstoorbaar door..hoestdrank..NEE…Ik zou er meteen griep van krijgen. Zakdoekjes misschien? Vitaminepillen?
In gebarentaal had ik het ook niet gered vrees ik.
‘Always?’, zei ik vragend.
Gelukkig stond er niemand in de winkel om mijn arsenaal van klachten in zich op te nemen.
Goddank hij begreep me. Afrekenen en heel snel naar de eerste de beste wc!

vrijdag 14 mei 2010

Mediageil…of…geile media.

Al een geruime tijd ben ik bezig met schrijven. Een paar boeken op mijn naam en voor de rest zal ik niet alles op gaan noemen.
Als beginnend auteur zou het toch leuk zijn om eens wat aandacht te krijgen van de media. Maar intussen krijg ik wel een ontzettende hekel aan diezelfde media.


Om een beetje aandacht te krijgen moet je op zijn minst een hele erge ramp hebben meegemaakt. Als vliegen naar een hoop stront reizen de media af naar rampgebieden. Om doodleuk tussen wrakstukken, aardbevingsslachtoffers, overstromingen, ontploffingen, oorlogsgebieden en ga zo maar door, heen te banjeren.
Ik jaag soms mijn kinderen de kamer uit. Van mij hoeven ze die akelige beelden echt niet op hun netvlies te branden. Ik vraag mij met regelmaat af of het nog wel iets met onze kinderen doet. Volgens mij raken ze aardig gewend aan de beelden van ellende, die ikzelf vroeger niet eens te zien kreeg. Een inbreuk op het inlevingsvermogen zou ik het willen noemen.

Als je dan al een beroemde Nederlander bent, heb ik zo het idee, dan staat je privéleven letterlijk op de tocht. Word je met een ander betrapt op straat, dan met je eigen partner, ga je op zijn minst vreemd. Als het even kan heb je geen normaal leven meer, want al je wegen worden gevolgd. Big Brother is er niets bij.

Mijn voortuin is ook net een rampgebied. Het onkruid weelt er tierig en het vergaat maar niet. Hoe meer ik het laat groeien, hoe meer voorbijgangers er ook hun afval bij gooien. Dorpsgenoten en bekenden lopen er met gefronste wenkbrauwen voorbij.
Ik weet niet eens of er ook overblijfselen van vogels tussen liggen. Mijn kat lust er wel pap van.
‘Hee maar deze tuin is van een bijna beroemde Nederlandse auteur’, denk ik wel eens hardop en zwaai vrolijk naar de gefronste wenkbrauwen.

Maar ik weet het niet meer. Het kan mij eigenlijk niet zoveel meer schelen. Al een paar dagen zie ik dat kleine jongetje voor me. De enige overlevende van die verschrikkelijke vliegramp. In één klap wees en wereldberoemd. Ongevraagd. Voor de rest van zijn leven getekend.
Als klein kind vond ik het heel erg om naar een dode vogel te kijken, terwijl mijn kinderen nu kijken naar rampgebieden met menselijke resten.
Nee, ik hoef niet zo nodig meer beroemd te worden. Veronderstel dat de media komt en massaal in mijn voortuin gaat spitten. DAAR heb ik niet om gevraagd.

donderdag 13 mei 2010

In hogere sferen

Samen met Elma naar een zweefavond geweest. Een zogeheten klankschalenconcert. Het leek wel of dat we gingen kamperen. Een ligconcert, ja we gingen wat beleven. Dat dankzij onze wekelijkse djembé lessen. Onze leraar zou ook een bijdrage leveren aan deze avond.
Een beetje lacherig zaten we in de auto. Nog snel de kussens van de bank gegrisd. Misschien lag dat wel lekkerder.

We hadden lekker de vaart erin. Ik zat intussen wat slap te ouwehoeren toen er opeens een vent voor ons opdoemde, die ons dwong rechtsaf te slaan.
‘Ik weet hier de weg niet hoor’, zei ik nog tegen Elma. ‘Wat is er nou aan de hand dan?’
‘Je wordt aangehouden’, gierde ze.
‘Ik heb mijn rijbewijs niet eens bij me’, zei ik verschrikt.
Het was Jan, die met drie biertjes op nog even op de scooter zou springen, om sigaretten te halen.
Er stonden nog drie auto’s voor ons.
‘Hihi je moet blazen’, giechelde Elma opeens.
‘Hahah, dat heb ik nou altijd al een keer willden doen!’, brulde ik van het lachen. Intussen dacht ik, als ze maar niet om mijn rijbewijs vragen.
Er kwam een dikke bromsnor op ons afgestapt. Ik had de radio al uit en het raampje open.
‘Konden ze dat niet op de terugweg doen?’, lachte ik. ‘Dan zijn we in zweeftoestand.’
‘U mag blazen’, zei Bromsnor.
‘Dat heb ik nou altijd al eens willen doen’, lachte ik de man vriendelijk toe. ‘Na tien jaar rijbewijs.’
De man reageerde niet, bleef streng kijken, terwijl hij de pijpjes wisselde.
‘Ik wil ook hoor’, zei Elma
Die man zal wel gedacht hebben dat we een stelletje gestoorde huisvrouwen waren.
‘Even diep ademhalen’, zei de man. ‘En blazen tot ik zeg dat je moet stoppen.’
Ik was benieuwd met mijn rokerslongen of ik de test zou doorstaan. Hinnikend haalde ik diep adem, net als me geleerd was op de zwangerschapsgym.
‘Ja blazen, toe maar, toe maar, toe maar…’, het ging makkelijker dan bevallen, de aanmoedgiging was echter hetzelfde. ‘Stop.’
‘Nou ik’, zei Elma, terwijl de man stond te kijken of ik echt niet mijn boekje te buiten gegaan was.
‘Mag het met hetzelfde pijpje?’, vroeg Bromsnor zuinig.
‘Ik heb geen schurft hoor’, zei ik melig.
‘Eeen beetje voortmaken er wordt op u gewacht.’
Er stonden nog vier auto’s in de wachtrij.
Ook zij blies en er was niets te zien.
‘Ik zou het echt nooit doen hoor, met drank op achter het stuur’, zei ik serieus.
‘Goedzo’, mompelde de snor. ‘Eind van de weg rechts, dan kunt u uw weg vervolgen.’
‘Dat ga ik aan mijn man zeggen, straks. Daar snapt hij vast geen bal van’, grinnikte Elma.
We reden gierend van het lachen door. Jammer voor Jan, die had het ook graag meegemaakt dat ik moest blazen.

Ondanks het oponthoud, kwamen wij ruim op tijd aan. We zagen een aantal dames aankomen, die we kennen van onze wekelijkse djembélessen.
‘Ook lekker geblazen?’, vroeg ik.
‘Ja en ik haalde het niet’, proestte ze. ‘Het moest een paar keer over.’
‘Ook rokerslongen?’, grapte ik.
‘Ja, vroeger wel, maar nu niet meer.’
We gingen het cultureel centrum binnen. Vier mensen zouden het concert verzorgen. Onze djembéleraar met zijn partner en die man met klankschalen.
‘Het ruikt hier net als in die winkel’, begon Elma, terwijl wij onze matrasjes installeerden. Het zag ernaar uit dat het volle bak zou worden. We wisten dat er zeventien mensen zouden komen.
Alles in het lokaal was verduisterd. Er brandden inderdaad kaarsjes en wierrook. Boedha zat er ook tussen. Er stonden voor ons bekende instrumenten uitgestald en een tafel vol schalen.
‘Krijgen we lopend buffet?’, fluisterde Elma tegen mij. ‘Ik zie geen bestek.’
Ik moest me inhouden om niet te gaan gieren van het lachen. Ik haastte me naar de wc.
Na een kop koffie, want ik had al slaap en geen zin om voor zeventien vijftig daar in slaap te vallen. Dat kon gebeuren hadden wij van wat mensen gehoord. Zonde geld.

Na een kort inleidend praatje, waar nog eens werd verteld dat het zou kunnen in slaap te vallen. Er was één belangrijke huisregel.
Als er iemand ging snurken was het de bedoeling, die zachtjes aan te tikken. Dan zou het vanzelf stoppen. Ik bedacht me meteen dat ik mijn thuismethode niet hoefde toe te passen.
Dat zou de boel danig verstoren. Woest keihard vragen: ‘hee draai je es om,’ zou echt niet kunnen. Een knal uitdelen ook niet. De tip van één van mijn Hyvesvriendinnen ook niet, met een kussen op het gezicht gaan zitten.
Ik bedacht meteen dat het vast het volume van mijn man niet zou worden met al die vrouwen.
‘Ik snurk wel eens’, bekende één van onze medecursisten.
‘Ik misschien ook wel’, fluisterde ik zacht terug, hopend dat de koffie het zou voorkomen. Ik kwam om te luisteren naar de klanken.
We werden verzocht te gaan liggen. Ik ging op mijn zij liggen. Plat op mijn rug, vond ik geen goed idee. Dit was wel mijn slaaphouding. Ik liet de geluiden op me inwerken. Sloot braaf mijn ogen. Het besef van tijd was al wel snel weg. Het duurde echter ook niet lang of inderdaad onze medecursist lag te snurken. Jammer, schuin achter me, dus ik kon niet stiekem een knal uitdelen. Elma lag op haar rug, geen idee of ze wel of niet in hogere sferen verkeerde.

De geluiden waren wel mooi en rustgevend. Gebruikmakend van didgeridoo, een snaarinstrument, en klankschalen en andere klingeldingen. Stiekem liepen ze langs de liggende mensen, zodat de geluiden van alle kanten kwamen. Ik had het gevoel dat we er nog maar net lagen toen opeens een zachte stem zei: ‘Je mag nu voorzichtig je tenen bewegen…je benen, je vingers en weer terugkeren.’
Langzaam kwamen we overeind. Stuk voor stuk, duf voor ons uitkijkend. Om de beurt mochten we nog plaats nemen voor een enorme gong, om daar de trilling van te ervaren. Een beetje te vergelijken alsof er een drumband langs je heen marcheert. Echter voelde ik het niet alleen in mijn maag maar overal. Daarna moesten we plaatsnemen in een klankschaal om te aarden. Ik dacht nog dat ik om zou vallen.
Op de terugweg waren we beiden een beetje melig.
‘Je hoeft me niet naar huis te brengen, hoor’, zei Elma. ‘Ik zweef wel.’
‘Ja, je vliegende tapijt ligt al achterin’, gierde ik van het lachen, terwijl ik om me heen keek of ik Bromsnor nog ergens zag voor een volgende blaastest. Van de lol slingerde ik aardig en sloeg nog bijna aan het spookrijden. Gelukkig was het niet druk op de weg. Misschien gaan we nog wel een keer.